Weerkundig woordenboek: H

Haarhyrograaf
Zelfregistrerende haarhygrometer. De relatieve vochtigheid wordt continu op een papieren strook geregistreerd.
Haarhygrometer
Hygrometer die gebruik maakt van de eigenschappen van een mensenhaar. Een ontvette haar of bundel haren heeft namelijk de eigenschap om langer te worden als de relatieve vochtigheid toeneemt, en korter wanneer deze afneemt. De variatie in lengte van de haarbundel wordt door een hefboom mechanisme vergroot overgebracht op een wijzer. Zo wordt een indicatie verkregen omtrent de heersende luchtvochtigheid.
Haarijs
Haarijs is de minst bekende vorm van ijs, die zijn ontstaan dankt aan schimmels en paddenstoelen. Het zeldzame, sierlijke verschijnsel doet zich voor op windstille winterdagen bij een hoge luchtvochtigheid.
Van de vele vormen waarin ijs zich voordoet aan het aardoppervlak en in de atmosfeer, is haarijs of ijshaar misschien wel het meest bijzonder en het minst bekend. Van een afstand lijkt het te gaan om witte vlekken, bijvoorbeeld van sneeuwresten, die zich duidelijk aftekenen tegen de donkere bodem van een winterbos. Van dichterbij denken we eerder aan iets als paddenstoelen of schimmels met de vorm en de kleur van sneeuwwit haar.
Het haarijs groeit op rottende, op de grond liggende takken hout, waarvan de schors geheel of gedeeltelijk is verdwenen. Het hout moet nat zijn door recente regenval, gesmolten sneeuw of door contact met een natte bodem De takken waarop het haarijs uitgroeit, zijn doorgaans 0,7 tot 7 centimeter dik. Meestal gaat het om loofhout, maar in een enkel geval is het verschijnsel naar verluidt ook waargenomen op dennehout. De 'haren' van het haarijs zijn nu eens recht, dan weer gekromd en dikwijls 5, soms wel meer dan 10 cm lang. Ze zijn zeer dun, namelijk 0,01 tot 0,05 mm. Het haar zit nooit in de war, naburige ijsharen verlopen namelijk evenwijdig aan elkaar, wat in geval van kromming het effect biedt van haarlokken of golvend haar. Het haarijs heet in Nederland dan ook wel 'de baard van Koning Winter'.
Het zeldzame, aantrekkelijke en sierlijke verschijnsel doet zich voor op windstille winterdagen zonder sneeuw bij een hoge luchtvochtigheid en bij luchttemperaturen tussen 0 en min 5 graden.
Door de druk van het CO2 dat vrijkomt bij de stofwisseling van de schimmel wordt water dat daarbij eveneens vrijkomt of dat reeds in de rottende takjes is opgesloten, door de mergstralen, die kenmerkend zijn voor loofhout, naar buiten geperst. Het water vriest dus niet van buitenaf aan, zoals bij rijp of ruige rijp; het komt niet uit de lucht maar uit het hout. Hoewel het licht vriest als het haarijs zich vormt, is er in de takjes waarop het verschijnsel te zien is, toch water beschikbaar. In het water opgeloste stoffen veroorzaken namelijk een verlaging van het vriespunt. Bovendien komt er bij bevriezing van water stollingswarmte vrij. Ook levert het verteringsproces dat de paddestoelen of schimmels in het hout op gang brengen en in stand houden, warmte op. Als het te hard vriest, zijn de genoemde warmtebronnen echter onvoldoende om de aanwezigheid van vloeibaar water te kunnen garanderen. Daarom mag het niet meer dan 4 of 5 graden vriezen om het ontstaan van ijshaar nog mogelijk te maken.
De dunne ijsharen kunnen in droge lucht gemakkelijk verdampen en daardoor verdwijnen of niet verder uitgroeien; vandaar dat een hoge relatieve vochtigheid een voorwaarde is om het verschijnsel zich te kunnen laten ontwikkelen.
Haarijs Haarijs
Haboeb
De Haboeb is een wind die het meest voorkomt in het noordelijk en noordoostelijk deel van Soedan. Ze worden gekenmerkt door een wervelende zandmassa, gepaard met een plotse toename van de windsnelheid en verandering in windrichting, een scherpe daling in temperatuur en een zeer slecht zicht. Ze hebben een duidelijke dagelijkse gang: ze worden hoofdzakelijk in de loop van de namiddag en avond waargenomen, eerder uitzonderlijk tussen 4 en 14h. Het ontstaan van de meeste van deze haboebs schijnt te wijten te zijn aan de ontmoeting van betrekkelijk koude en warme lucht; soms kan de aanwezigheid van koude lucht veroorzaakt worden door het voorbijtrekken van een diepe depressie over het noordelijk gedeelte van Soedan.
Hadley cel
Dit is een luchtstroming die ontstaat aan de evenaar waar de warme lucht stijgt, in de bovenlucht op grote hoogte wegvloeit (zowel naar het noorden als zuiden) en ter hoogte van beide keerkringen terug daalt. Aan de grond vloeit deze terug naar de evenaar. Deze cirkelvormige luchtbeweging noemt men de Hadley cel.
Hagel
Een neerslagvorm bestaande uit ijsdeeltjes met een diameter gaande van enkele millimeter (0,5 tot 5 mm) of tot enkele centimeters (ijbrokken tot meer dan 10 cm grootte). Deze ijsdeeltjes groeien langzaam ten gevolge van aangroeiing van laagjes ijs tijdens hun weg in een cumulonimbus-wolk. Het is een neerslagvorm die meestal voorkomt gedurende zware (onweers)buien. Hagelkorrels zijn meestal niet doorzichtig. In de poolstreken komt deze neerslagvorm haast niet voor.

De snelheid waarmee hagelstenen naar beneden komen is in grote mate afhankelijk van hun grootte. Hieronder treft u een tabel aan met de theoretische snelheden waarmee een hagelsteen naar beneden kan vallen:
Grootte [cm] Benaming Gewicht [gr] Snelheid [km/uur]
2 Boontjes 4 60
4 Kastanjes 30 100
6 Tennisballen 100 120
8   250 140
10   450 160
12   800 170
14   1200 180

Grote hagelstenen welke gevallen zijn 30 april 2004
Hagelbui
Bui waaruit, eventueel naast regen en/of sneeuw, hagel valt. In de winter komen lichte hagelbuien veel voor. In de zomer valt hagel vaak uit min of meer zware (onweers) buien, waarin de convectie sterk genoeg is om de ijsdeeltjes in de wolk langdurig vast te houden, zodat ze uit kunnen groeien tot grote hagelstenen, die eenmaal onderweg naar het aardoppervlak, niet meer de gelegenheid krijgen te smelten. Omdat de hagelstenen, die soms wel een diameter van enkele centimeters kunnen hebben, met veel geweld naar beneden komen, kan vooral de agrarische sector nogal wat schade door hagel ondervinden.
Hageldag
Een hageldag is een dag waarop minstens één hagelkorrel is waargenomen.
Hagelschieten
Methode om zware neerslag van hagel te voorkomen, nogal eens toegepast in wijnstreken. Dreigende cumulonimbus-wolken worden met licht geschut of raketten onder vuur genomen. Men hoopt dat het groeiproces van de neerslagelementen zo vroegtijdig wordt afgebroken en de neerslag veel minder hevig zal zijn. Over het effect van de methode lopen de meningen zeer uiteen.
Half bewolkt
Term die kan voorkomen in een weersverwachting. De hemel is dan voor ongeveer de helft bedekt met bewolking van willekeurige soorten. De term wordt niet vaak gebruikt, omdat deze een exactheid suggereert, die niet gegeven kan worden. Zie ook bedekkingsgraad.
Half-meridionale circulatie
(ook: half-zonale circulatie) Eén van de drie hoofdcirculatietypen uit de circulatieclassificatie. De gemiddelde stroming loopt ongeveer diagonaal ten opzichte van lengte- en breedtecirkels. Het subtropisch maximum is noord- of noordoostwaarts verschoven tot ongeveer 50° noorderbreedte. Voorbeelden van half-meridionale circulaties zijn de zuidwestcirculatie, de noordwestcirculatie, de hogedrukzone Oceaan-Midden-Europa, de hogedrukzone boven Midden-Europa en de lage druk boven Midden-Europa.
Halfrond
(ook: hemisfeer) Halve wereldbol. Deze scheiding kan op twee manieren worden bedoeld. In de noordzuidrichting wordt de scheiding gevormd door de evenaar. De weersystemen op het noordelijk en zuidelijk halfrond, begrensd door de intertropische convergentiezone (lTCZ), vertonen vrijwel geen onderling verband. Verder kan het westelijk of het oostelijk halfrond worden bedoeld, waarvan de scheiding niet op de nulmeridiaan, maar op 20° westerlengte ligt. Hiertussen is geen scheiding van de weersystemen.
Half tot zwaar bewolkt
Term die in een weersverwachting kan voorkomen. Bedoeld wordt een verwachte bedekkingsgraad van de bewolking van vier tot acht achtsten, overeenkomend met een zonneschijnpercentage van 10-40%. De term wordt voor overdag en ’s nachts gebruikt. Een overeenkomende zonneschijnterm is: af en toe zon.
Halne
Lokale wind in het Tatra-gebergte, op de grens tussen Slowakije en Polen. De halne waait overwegend uit zuid tot zuidwest. Het is een warme valwind met föhneigenschappen.
Halo
Een optisch verschijnsel in onze atmosfeer dat ontstaat door breking en buiging van zon- of maanlicht in ijskristallen (meestal dichte cirrus en cirrostratus-bewolking). Ze hebben een straal van 22° (kleine kring) en 46° (grote kring) .
22-graden halo: Dit is een kring met de zon als middelpunten een afstand van 22 graden tot de zon. Veel ijskristallen hebben een zeshoekige vorm. Als daar een lichtstraal doorheen valt, kan er tweemaal breking van het licht plaatsvinden. De minimumhoek waaronder het licht het ijskristal weer verlaat is dan 22 graden. In de vrije atmosfeer kantelen de ijskristallen voortdurend, maar daarbij kan de hoek alleen maar groter worden. Daarom vindt er een concentratie van licht plaats op een afstand van 22 graden van de zon.
Halo-verschijnselen
Volledige of gedeeltelijke, gekleurde of witte ringen om de zon of de maan.
Ze zijn zeer verschillend van uiterlijk en komen meestal voor in wolken in hogere luchtlagen, zoals cirrus en cirrostratus, of bij lichte ijsnevel. Deze ijsnevel of hoge bewolking is soms zo ijl dat hij niet te zien is. De halo is dan de enige aanwijzing van de aanwezigheid van deze bewolking of nevel. De halo wordt veroorzaakt door de breking en terugkaatsing van zon- of maanlicht in en op de ijskristallen waaruit de genoemde bewolking bestaat. Van de vorm en de oriëntatie van de kristallen zal afhangen in welke vorm de halo zich vertoont. Soms zijn verschillende vormen tegelijk aanwezig.
De voornaamste vormen zijn: de halo van 22° (kleine of gewone kring), de halo van 46° (grote kring), de parhelische ring, de raakboog, de circumzenitale boog, de bijzon, de tegenzon en de bijtegenzon, de onderzon en de lichtzuil. Haloverschijnselen, die zich in de buurt van de zon bevinden, zoals de kleine kring en de bijzonnen, zijn het best te observeren door een zonnebril. Bij de maan zijn de halos met het blote oog goed waar te nemen, zij het dat door de geringe lichtsterkte de kleuren niet te zien zijn.
Harde ruige rijp
(ookwel: ruige vorst) Korrelige en gewoonlijk witte ruige rijp, bezet met kristallijne vertakkingen van ijskorrels die min of meer gescheiden zijn door ingesloten lucht.
Harde wind
Benaming, zowel op land zee, van de windkracht 7 schaal van Beaufort.
Harmattan
De harmattan is een warme en droge noordoosten- tot oostenwind die over het noordwesten van Afrika waait. Hij beïnvloedt een gebied dat zich uitstrekt tot 5° noorderbreedte in januari en tot 18° noorderbreedte in juli. In de hogere luchtlagen vindt men hem terug ten zuiden van deze limiet waar hij boven de zuidwestmoesson stijgt.
Hectopascal
De officiële eenheid voor de luchtdruk. 1 hPa = 100 Pascal (1 Pa = 1N/m²). Eén hectopascal is hetzelfde als één millibar en komt overeen met 0,75 mm kwikkolom.
Heiigheid
Verschijnsel waarbij het zicht beperkt is, als gevolg van de aanwezigheid van uiterst kleine, droge deeltjes die in de lucht zweven, met het blote oog onzichtbaar zijn, maar voldoende talrijk om het landschap een opaalachtig aanzien te geven. De heiigheid legt over het landschap een gelijkmatige sluier, die de kleuren matter maakt. Tegen een donkere achtergrond, zoals bergen en bos randen, heeft de sluier een blauwachtige teint; gezien tegen een lichte achtergrond, een geelachtige of roodachtige teint.
Heiligenschijn
Verschijnsel dat kan worden waargenomen een in bedauwd weiland. Het is een heldere, witte vlek rond de schaduw van het hoofd van de waarnemer zelf. Hoewel dit verschijnsel ontstaat door reflecties in waterdruppels, behoort het niet tot de regenboogverschijnselen. Ook niet te verwarren met een glorie.
Helder
Term die kan voorkomen in een weersverwachting. De term is de nachtterm voor weinig bewolking, met als toevoeging dat het zicht goed moet zijn. Voor overdag wordt de term zonnig gebruikt.
Heldere periode
Term die kan voorkomen in een weersverwachting. De term is de nachtelijke tegenhanger van perioden met zon, met als toevoeging dat het zicht goed moet zijn. Wanneer dat niet het geval is wordt de term opklaringen gebruikt.
Heldere ruige rijp
Gladde, homogene en gewoonlijk doorzichtige ruige rijp, tamelijk vormloos en met een hobbelig oppervlak. Wat de vorm betreft, lijkt de heldere ruige rijp op ijzel.
Helderheidsniveau
Gemiddelde helderheid (zichtbaarheid) van de objecten en oppervlakken in de onmiddellijke omgeving van een waarnemer die een zichtafstand schat.
Heliograaf
Toestel om de hoeveelheid zonneschijn te registreren. Bestaat uit een massief glazen bol met daarachter een diagram. Wanneer de zon schijnt brandt deze een spoor in het diagram. De lengte van het brandspoor is een maat voor de totale zonneschijnduur.
Hellingswind
Bij mooi weer overdag wordt een aan de zon blootgestelde (berg)helling door de zonnestraling verwarmd. De lucht die zich dichtbij de helling bevindt, wordt daardoor meer verwarmd dan deze die zich op enige afstand van de helling bevindt. Deze warmere lucht is lichter en gaat stijgen (anabatische wind) en wordt op zijn beurt vervangen door lucht die zich aanvankelijk op enige afstand van de helling bevond. Na enige tijd ontstaat er een gesloten circulatie. Tijdens de nacht krijgen we net de omgekeerde situatie: door de nachtelijke uitstraling koelt de berghelling meer af en zo ook de zich onmiddellijk daarboven bevindende lucht. Wij krijgen een dalende hellingswind (katabatische wind).
Hellmann getal
Zie ook: koudegetal.
Hellmann Pluviometer

Naar Gustav Hellmann, Duits meteoroloog, 1854 - 1939. Deze neerslagmeter bestaat uit een cilindervormige opvangbuis (200 cm²) met een trechter op de bodem. Deze trechter zelf bevindt zich op 1 m boven het aardoppervlak en mondt uit in een fles.

Hiernaast is zo'n regenmeter afgebeeld met als extra een sneeuwkruis.

Helmholtz Hermann von (1821 - 1894)
Deze Duitse wetenschapper maakte reeds studies over thermische cyclonen tijdens de tweede helft (jaren zeventig) van de 19de eeuw. Hij was de grondlegger van de theorie over het "polaire front" (1888).
Helmwind
Een sterke, koude, katabatische en buiige Noord-oosten wind langs de westelijke hellingen van de Cross Fell bergen in Cumbria, NW Engeland. Het fenomeen komt vooral gedurende de late winter en de lente. De naam "helm" komt van een typische wolkenbank die boven de bergtoppen blijft hangen, soms ook "cap cloud" genoemd.
Hemel blauw
Zie blauwe hemel.
Hemisfeer
Halfrond, helft van hemel- of aardbol.
Hemmer Jacob (1733- 1790)
Was hofkapelaan van de keurvorst Karl Theodor von der Pfalz (1724- 1799), organisator en wetenschappelijk leider van de "Societas Meteorologica Palatina", en de grondleggers van de klimatologie in Europa (Mannheimer Zeit). Hun netwerk omvatte 39 stations, 36 in Europa, 1 in Groenland en 2 in Noord-Amerika.
Hemoeremeisch
Een klimaatclassificatie onder betrachting van de gemiddelde maandwaarden van temperatuur en neerslag: 8 tot 11 droge maanden, geen vorstmaand
Hemoeremeisch koud
Klimaatclassificatie onder betrachting van de gemiddelde klimaatclassificatie betrachting van de gemiddelde maandelijkse waarden van temperatuur en neerslag: 9 tot 10 droge maanden, enkele vorstmaanden.
Henry Joseph (1797- 1878)
Amerikaans wiskundige, een van de pioniers die hielpen bij de opbouw van een waarnemingsnet in de VS. In 1847 stelde hij de uitbouw van een stationsnet voor "Solving the problem of American Storms". Eén van zijn voorstellen in het jaar 1849 was om de weerstations op te richten in de nabijheid van telegrafie posten. Het netwerk groeide van 100 stations in 1850 tot ongeveer 350 in 1869, de meesten ervan in het oosten van de VS.
Herfst
Eén van de 4 seizoenen. De astronomische herfst begint rond 23 september wanneer de dag- en nachtperiode exact even lang zijn. De weerkundige herfst start echter reeds op 1 september en omvat ook nog de maanden oktober en november. In dit seizoen treden de eerste (najaars-)stormen op.
Herfsteclips
Verschijnsel waardoor tijdens de herfst in de nachtelijke uren geen beelden gemaakt kunnen worden door de geostationaire weersatellieten. Het kenmerk van de geostationaire weersatelliet is dat deze met dezelfde snelheid rond de aarde draait, als de omwentelingssnelheid van de aarde en dus boven de zelfde plaats op aarde blijft hangen. De geostationaire weersatellieten staan alle op ongeveer 36.000 km hoogte, recht boven de evenaar. De energie wordt geleverd door zonnecellen op de satelliet zelf. Door de schuine stand van de aardas ten opzichte van de zon bevindt de satelliet zich in de herfstnacht enkele uren in de schaduw van de aarde, waardoor hij onvoldoende energie ontvangt om beelden te kunnen maken.
Hergesell Hugo (1589 - 1638)
Deze Duitse aëroloog ontwikkelde o.a. de theorie van de pilot-ballon of de meting van de hoogtewinden door middel van een ballon met een nauwkeurig berekende stijgsnelheid, een chronometer, een theodoliet, ... en de rest is driehoeksmeetkunde.
Herodotus van Halikarnassos (484 - 425 v.C.)
Grieks historicus, hij overleverde ons een nauwkeurige beschrijving van het Egyptisch klimaat in de buurt van Memphis o.a. met vragen naar de oorzaak van het jaarlijks wassen van de Nijl.
Heon van Alexandrië (ongeveer 62 v.C.)
Grieks mathematicus en beoefenaar van de ingenieurskunst, die o.m. de volumeverandering van lucht volgens temperatuurschommelingen onderzocht.
Herschel Sir John (1792 - 1871)
In zijn tijd bekend Engels astronoom en beoefenaar van de (onuitroeibare) astro-meteorologie, maakte weerprognoses gebaseerd op de maanstanden.
Hesodius (700 v.C.)
Grieks dichter, uitblinker in bloemrijke beschrijvingen van weer en klimaat. Hij beschreef echter ook, en wetenschappelijk verantwoord, de hydrologische kringloop.
Heterosfeer
Uit het Grieks: heteros = anders geschapen. Dit deel van de atmosfeer, ongeveer vanaf een hoogte van 120 km, in dewelke de samenstelling van de atmosfeer verandert. M.a.w. het moleculair gewicht van gassen verandert ingevolge o.m. de ontbinding van zuurstof (dissociatie) en diffusie.
HIRLAM
HIRLAM staat voor: High Resolution Limited Area Model. Het is een rekenmethode welke bij het KNMI gehanteerd word voor het maken van weersverwachtingen.
Met deze methode berekend men acht maal per dag een verwachting voor de komende 48 uur. E.e.a. gebeurd volgens de zgn 'finemesh-methode' wat inhoudt dat de roosterpunten voor de berekening 11 kilometer uit elkaar liggen.
Hittedraadanemometer
Een anemometer, waarbij de warmte-overdracht wordt gemeten van een elektrisch verwarmde metaaldraad aan de omringende lucht. Bij grote windsnelheid wordt meer warmte aan de langsstromende lucht afgestaan dan bij kleinere windsnelheden. Het gemeten warmteverlies is hierbij een maat voor de windsnelheid.
Hittefilmanemometer
Een anemometer waarvan het principe overeenkomt met dat van de hittedraadanemometer. Bij de hittefilmanemometer wordt echter gebruik gemaakt van een metalen strip i.p.v. een draad.
Hittegolf
Hieronder verstaan we een tijdvak van minstens 5 dagen, waarin de maximumtemperatuur op alle dagen 25°C (zomerse dagen) of hoger is en waarvan er minstens 3 dagen 30°C (tropische dagen) of hoger zijn.
Meer informatie over geregistreerde hittegolven op dit weerstation: klik hier.
Niet overal ter wereld worden dezelfde criteria gebruikt om een hittegolf vast te leggen tw:
Land Defenitie
Nederland
België
Luxemburg
Denemarken
Duitsland
Frankrijk
Spanje
Australië
Verenigde Staten
Hittegolfgetal
Om de sterkte van hittegolven te kunnen vergelijken hanteert men het zogenaamde hittegolfgetal. De definitie luidt: het hittegolfgetal wordt berekend door de meerwaarde van de dagen met een maximimtemperatuur van boven de 25 graden bij elkaar op te tellen. Bijvoorbeeld: als op een dag de maximumtemperatuur 25,8°C is geweest dan draagt deze dag voor 0,8 graden bij aan het hittegolfgetal.
Hitte-index
Een manier om de ernst van de hitte aan te geven. Klik hier voor meer informatie.
Hittestress
Verschijnsel tijdens een periode met uitzonderlijk warm weer. Wanneer vochtverlies van het menselijk lichaam, door overmatig transpireren, niet of weinig wordt aangevuld kunnen grote problemen ontstaan. Het lichaam droogt uit en zelfs een hartaanval of een beroerte kan het gevolg zijn. Vooral ouderen en zieke mensen zijn gevoelig voor deze hittestress. Vandaar dat er tijdens warm weer wordt geadviseerd veel te drinken.
Hodograaf
Grafiek waarmee de verandering van de horizontale temperatuurverdeling rond een bepaalde plaats op het aardoppervlak kan worden bepaald aan de hand van windwaarnemingen op diverse hoogten, verkregen uit een oplating van een radiosonde.
Hoge bewolking
Bewolking op een hoogte groter dan 6 km. Deze wolken bestaan uit kleine ijskristalletjes. Onderscheiden worden de cirrus, de cirrostratus en de cirrocumulus.
Hogedrukgebied
(ook: barometrisch maximum, hoog of maximum) Gebied rondom een punt waar de luchtdruk een maximale waarde heeft. Rond een hogedrukgebied stroomt de lucht weg uit de onderste niveaus (anticyclonale luchtbeweging). Deze wegstromende lucht wordt vervangen door lucht uit de hogere lagen, zodat in het hogedrukgebied een grootschalige dalende luchtbeweging aanwezig is. De dalende lucht wordt in een adiabatisch proces verwarmd, waardoor eventueel aanwezige bewolking kan oplossen, omdat warmere lucht meer waterdamp kan bevatten. In het algemeen zal het passeren van een hogedrukgebied gepaard gaan met een weersverbetering. Een hogedrukgebied heeft een gemiddelde levensduur van 2 tot 3 weken. In hogedrukgebieden zijn de windsnelheden doorgaans klein.
Hogedrukzone boven Midden-Europa
Eén van de luchtcirculatietypen. Dit circulatietype is een half-meridionale circulatie. Er ligt in deze situatie een krachtig hogedrukgebied boven het noordwesten van Europa: van Frankrijk tot Polen en van Zuid Scandinavië tot over de Britse eilanden. De invloed van de Iagedrukgebieden blijft buiten dit gebied.
Hogedrukzone Oceaan-Midden-Europa
Eén van de luchtcirculatietypen. Dit is een half-meridionale circulatie. Er ligt in deze situatie een langgerekt hogedrukgebied van Rusland, over onze omgeving tot over de Atlantische Oceaan. De lagedrukgebieden volgen een zeer noordelijke of zuidelijke koers.
Homogeen
Betekend: overal gelijk.
Hondsdagen
De term hondsdagen kun je wel eens in de loop van de zomer horen vallen. In feite is er geen sprake van een weerkundig, maar van een louter astronomisch verschijnsel. In deze periode, die ruwweg de laatste 2 weken van juli bestrijkt en de eerste 2 weken van augustus, komt de heldere ster aan onze hemel, namelijk Sirius, gelijk op met de zon en is daarom onzichtbaar. In de herfst komt Sirius steeds vroeger op dan de zon en dan in de late nacht zichtbaar. In de winter is Sirius 's avonds en een groot deel van de nacht zichtbaar. Sirius staat op ruim acht lichtjaren afstand en is de helderste ster van het sterrenbeeld de Grote Hond, vandaar de naam hondsdagen. Zijn verdwijning in het felle zonlicht valt gelijk met de midzomer, zeker in vroeger tijden (maar ook nu nog, denk aan vakanties) een belangrijke periode in het jaar.
Hoofdregenboog
De meest opvallende regenboog. Deze ontstaat als de invallende lichtstralen door de regendruppel eerst bij het intreden worden gebroken, vervolgens in de druppel eenmaal worden gereflecteerd en hierna bij het uittreden nogmaals worden gebroken. De hoofd regenboog kan men zien als men met de rug naar de zon staat. Het middelpunt van de boog is het tegenpunt van de zon en ligt dus even ver beneden de horizon als de zon er boven staat. Het rood staat aan de buitenkant van de boog. De straal van de regenboog is 42°, waaruit volgt dat hij alleen te zien is als de zon lager staat dan 42° boven de horizon.
Hoog
Hogedrukgebied. Daar is een luchtkolom zwaarder dan in de omgeving.
Hoogtefront
Front (of frontvlak) dat niet tot aan het aardoppervlak doorloopt, maar alleen in de bovenlucht te vinden is. Een hoogtefront kan ontstaan doordat het frontvlak bij het passeren van een bergrug aan de onderkant is afgesneden of omdat het frontvlak in de onderste delen van de atmosfeer is vervaagd. Onderscheiden worden hoogtekoufronten en hoogtewarmtefronten.
Hoogtekaart
(ookwel: absolute topografie, hoogtestromingskaart) aërologische kaart waarop een analyse of een prognose is gemaakt van stromingspatr0nen en een aantal meteorologische grootheden op een bepaald drukvlak. Hoogtekaarten zijn nuttige hulpmiddelen voor de meteoroloog bij het analyseren van weersituaties. De diverse stromingspatronen geven informatie over de eigenschappen, zoals temperatuur en vocht, van de aangevoerde lucht op de diverse drukvlakken en de ontwikkeling van het weersverloop.
Hoogtekoufront
Hoogtefront waarachter zich, in de bewegingsrichting gezien, koudere lucht bevindt.
Hoogtewarmtefront
Hoogtefront waarachter zich, in de bewegingsrichting gezien, warmere lucht bevindt.
Hoogtemeter
Zie altimeter.
Hoogtewind
(ookwel: bovenwind, hoogtestroming) Stromingen van de lucht op bepaalde hoogten. Deze worden gemeten tijdens aërologische waarnemingen. Door de gehele atmosfeer heen kunnen richting en snelheid van de wind sterk variëren. Ten behoeve van de meteoroloog worden in het algemeen alleen de standaarddrukvlakken 850 hPa (ca. 1500 m), 700 hPa (ca. 3000 m), 500 hPa (ca. 5500 m) en 300 hPa (ca. 10.000 m) op weerkaarten gepresenteerd. De hoogtewinden zijn voor de weersverwachtingen van groot belang. Deze winden bepalen immers waar op de diverse hoogten de lucht vandaan komt. Wat is de temperatuur van die lucht?, wat is de vochtigheid? en wat is de kans op bewolking op die bepaalde hoogte? zijn vragen waarmee de meteoroloog zich doorlopend bezighoudt. Bijvoorbeeld een situatie met een noordenwind aan het aardoppervlak en op enkele kilometers hoogte een zuidenwind: de noordenwind aan het aardoppervlak voert (in het algemeen) koude lucht aan en de zuidelijke bovenwind voert warmere lucht aan, met als resultaat in dit geval een zeer stabiele opbouw van de atmosfeer.
Hogedrukgebied
Zie anticycloon.
Hoos
Een dikwijls hevige wervelwind die samenhangt met een wolk, in de vorm van een zuil of een omgekeerde kegel (slurf of trechter), die uit de basis van een cumulonimbus komt. Een dergelijke windhoos neemt doorgaans grote hoeveelheden waterdruppeltjes, stof, zand, papier e.d., die van de zee of de grond worden opgewaaid, met zich mee.
Er is pas sprake van een hoos als de slurf de grond of het water raakt.
Horizon
(ook: einder, gezichtseinder, kim) Maximale zichtafstand bij helder weer. Deze wordt gemarkeerd door een doorlopende rechte lijn rondom de waarnemer, waar het aardoppervlak lijkt samen te komen met de lucht.
Horizontaal zicht
Horizontale afstand waarop een voorwerp, van bepaalde grootte, te zien en te herkennen is. Het zicht wordt bepaald door meteorologische omstandigheden, zoals heiigheid, nevel, mist en neerslag. In zware regen kan het zicht teruglopen tot minder dan 500 m, bij motregen, afhankelijk van de intensiteit, tot waarden van 500 m tot 3 km. De invloed van vallende sneeuw op het zicht is zeer groot. Matig vallende sneeuw doet het zicht gewoonlijk teruglopen tot omstreeks 1000 m. Bijzware sneeuw kunnen de zichtwaarden zelfs variëren van 200 m tot minder dan 50 m.
Howling fifties
Een beukende lokale wind op de oceanen van het zuidelijk halfrond. De naam stamt waarschijnlijk van walvisvaarders en andere zeelieden die in de 19de eeuw de oceanen bevoeren. De winden geselden de handelsroutes naar het zuiden, tussen 40 en 50° ZB, ongehinderd door continenten en bergketens.
Humide klimaat
Klimaat waarin in elke maand van het jaar de neerslag groter is dan de verdamping. Wisselen natte en droge maanden elkaar min of meer regelmatig af, met andere woorden: kan men van één of meer droge tijden en één of meer natte tijden spreken, dan is er sprake van een semi-humide klimaat, zoals in West-Europa.
Humilis
Nederig, laag, onaanzienlijk, klein.
Hummock
In zee drijvende onregelmatig gevormde ijshopen.
Ze ontstaan door het herhaaldelijk tegen elkaar stoten van dikke ijsschollen of ijsvelden, waarvan vervolgens brokken aan elkaar vastvriezen. Hummocks kunnen soms wel tot 10 mtr boven het zeeniveau uitsteken.
Hupe
Lokale wind op Tahiti. De hupe is een typische landwind.
Hurricane
Wervelstorm waarvan de naam is afgeleid van het Spaanse Huracan, dat weer afkomstig is van Hunraken, de stormgod van de Mayas.
Ook andere Indianenstammen in het Caribisch gebied gebruiken vrij wel gelijkluidende namen. Zo kent de Quiche-stam in het zuiden van Guatemala Hurakan, de god van de donder en bliksem. De Galibi-Indianen in Guyana spreken van hyoracan, de duivel.
De hurricane is type-voorbeeld van een tropische cycloon.
Hij ontstaat doorgaans als een kleine tropische depressie boven de Atlantische Oceaan in de buurt van de Kaapverdische eilanden en verplaatst zich dan, in kracht toenemend, in westelijke richting. Wanneer de Grote Antillen bereikt zijn, buigen de hurricanes wat naar het noordwesten af en koersen via de Golf van Mexico naar Mexico of het zuiden van de Verenigde Staten, waar ze vervolgens het land op trekken. Boven het land is de toevoer van latente warmte afgesneden, zodat de motor van de cycloon stopt.
Sommige cyclonen buigen al eerder naar het noordwesten of noorden af, zodat nergens het land wordt bereikt. Maar ook dan nemen ze snel in kracht af, omdat op noordelijker breedte de temperatuur van het zeewater te laag is. Verder noordwaarts komen soms ook restanten van de cyclonen, inmiddels weer afgenomen tot gewone actieve lagedrukgebieden, in de algemene westelijke circulatie die daar heerst, terecht. Op die manier kunnen ze zelfs het Europese vasteland bereiken.
Het officiële hurricane seizoen beslaat in het Atlantische Oceaangebeid de periode 1 juni tot en met 30 november. Dat wil echter niet zeggen dat er eerder of later geen tropische weersystemen meer voorkomen, maar de kans daarop is erg klein.
De reden daarvan is dat in die maanden het zeewater in het Caraibisch gebied op zijn warmst is, terwijl in de hogere luchtlagen al koudere lucht vanuit het noorden van de Verenigde Staten wordt aangevoerd, waardoor de lucht tot op grote hoogte maximaal onstabiel is opgebouwd. De kracht van een hurricane wordt aangegeven met behulp van de schaal van Saffir-Simpson.
Het National Hurricane Centre in Miami is de weerdienst voor het bovengenoemde zeegebied welke de officiële waarschuwingen uitgeeft.
Hybride verduistering
Zonsverduistering die langs een deel van het eclipspad ringvormig en langs een deel totaal is.
Hydrologische droogte
Indien er een aanhoudend tekort is aan oppervlaktewater of indien grondwatertekorten ontstaan, in beide gevallen aanzienlijker dan wat gebruikelijk is.
Dit is één van de definities die de WMO (Wereld Meteorologische Organisatie) onderscheidt. De andere twee definities zijn: meteorologische droogte en agriculturele droogte.
Hydrometeoren
Verzamelnaam voor alle soorten neerslag zoals daar zijn: mist, nevel, regen, motregen, ijzel, sneeuw, motsneeuw, korrelsneeuw, ijsnaaldjes, hagel en ijsregen.
Hydrosfeer
Waterhoudend deel van de aarde aan het aardoppervlak en er vlak onder. Voor het overgrote deel bestaat de hydrosfeer dus uit oceanen, zeeën, rivieren, meren, sneeuw- en ijsmassas, enz., maar ook het grondwater is een belangrijke component. Deze enorme hoeveelheid water (ca. 15 x 1020 kg) is waarschijnlijk, evenals de bestanddelen van de atmosfeer, afkomstig van vulkanen, die tijdens erupties grote hoeveelheden waterdamp uitbraken.
Hygrograaf
Zelfregistrerende hygrometer. De relatieve vochtigheid wordt continu op een papieren strook geregistreerd.
Zie ook haarhygrograaf en hygrometer.
Hygroscopisch
Wateraantrekkend.
Hygrometer
Toestel voor het meten van de relatieve luchtvochtigheid. Werkt meestal op het principe dat ontvet paardenhaar langer wordt bij stijgende luchtvochtigheid.
Een hygrometer geeft de verhouding tussen de actuele hoeveelheid waterdamp en de maximale hoeveelheid die de lucht kan bevatten, gegeven de heersende temperatuur.
Het ijken van een hygrometer gebeurd door alle openingen af te dekken behalve één. Door deze ene opening blaast men uitgeademde lucht, deze is meestel verzadigd van vocht, en de hygrometer moet dan 100% aanwijzen. Is dit niet het geval dan moet de hygrometer bijgesteld worden.
Hygroscopische deeltje
Deeltje dat vocht aan de lucht onttrekt. Zo'n hygroscopisch deeltje werkt als een condensatiekern en speelt op die manier een belangrijke rol bij de vorming van wolken en neerslag.
Hypsometer
(letterlijk: hoogtemeter) Een barometer die bestaat uit een niet afgesloten vat dat gevuld is met een vloeistof die aan de kook gehouden wordt. Bij dit instrument wordt gebruik gemaakt van het gegeven dat het kookpunt van een vloeistof afhangt van de omringende luchtdruk. Zo is het kookpunt van gedestilleerd water gelijk aan 100°C bij een druk van 1 atmosfeer (= 1013,3 hPa). Als de luchtdruk 960 hPa is, kookt dit water al bij 98°C. De temperatuur van de kokende vloeistof is dus een maat voor de heersende luchtdruk.

Voor het laatst bijgewerkt op 27-12-2020. Opmerkingen of wil je reageren: stuur een e-mail