Halo-verschijnselen die slechts als boog kunnen optreden en niet als kring.
Het meest komt de bovenraakboog voor, die de halo van 22° aan de top raakt.
Zeldzamer is de benedenraakboog, voorkomend aan dezelfde halo. Het minst
is de zijdelingse raakboog te zien, voorkomend aan de halo van 46°. Bij deze
laatste ligt het raakpunt iets lager dan de zonshoogte. De bovenraakboog
is bij het raakpunt zeer helder en de kleuren kunnen sterk ontwikkeld zijn,
met het rood naar de zon gekeerd. Deze boog verschijnt bij zeer lage zonnestand
als een fraaie en scherpe V, heeft bij hogere zonnestand een platte V-vorm
en bij nog hogere zonnestand een neerwaarts gebogen vorm. Ook de benedenraakboog
verandert van vorm bij verschillende zonshoogten. Deze verandering is zeer
spectaculair bij lage zonnestand. Omdat deze boog zich onder de horizon bevindt,
is hij echter alleen waarneembaar vanaf een hoog punt, bijvoorbeeld vanuit
een vliegtuig of vanaf bergen.
Radar
(RAdio Detection And Ranging) Een systeem om op afstand objecten te lokaliseren. Een zender zendt via een antenne een elektromagnetische puls (een geluidsgolf) uit. Wanneer de puls een doel treft, bijvoorbeeld een buienwolk, wordt het signaal (voor een deel) teruggekaatst. Het teruggekaatste signaal, de echo, wordt in een schotelantenne opgevangen. De tijd die verloopt tussen het uitzenden en opvangen van het signaal is een maat voor de afstand, waarop het object zich op dat moment bevindt. De golflengte van de elektromagnetische golf is instelbaar op de gewenste te peilen grootte van het neerslagobject. Een weerradar heeft een beperkt bereik, zon 200 km rondom. Verder verwijderde doelen zijn door de aardkromming niet meer waar te nemen. Wil men grotere gebieden bewaken, dan koppelt men meerdere radarsystemen aan elkaar.
Een aantal meteorologische meetinstrumenten die verbonden zijn met een zender
en bevestigd worden aan een weerballon. Deze wordt opgelaten in de atmosfeer
om een vertikaal profiel van de atmosfeer te verkrijgen. Parameters die o.a.
gemeten worden zijn temperatuur, vochtigheid en wind.
Randstoring
Storing die rond een lagedrukgebied draait, soms op grote afstand van de depressiekern. Randstoringen zijn vaak erg actief, met zeer heftig weer en veel wind.
Rankine temperatuurschaal
In 1859 ontdekte de Schotse engineer William John Macquorn Rankine het thermodynamisch absolute nulpunt. Hij stelde hierop de volgende temperatuurschaal samen:
0° = het absolute nulpunt
130,3° = het smeltpunt van water
181,3° = het kookpunt van water bij 1 atmosfeer
In het begin werd deze schaalvedeling veel gebruikt bij engineers van stoommachines. Tegenwoordig is deze schaalverdeling geheel in onbruik geraakt.
Réaumur temperatuurschaal
In 1731 ontwikkelde de Fransman René Antoine Ferchault de Réaumur (1683 - 1757) een temperatuurschaal voor thrmometers die eenvoudig te calibreren was.
Hierin was:
0° het smeltpunt van water,
29,6° de temperatuur van het menselijk lichaam en
80° het kookpunt van water bij een druk van 1 atmosfeer.
In Frankrijk sprak men vanwege de verdeling in 80 graden wel van een division octogesimale, een octogesimale verdeling.
De schaalverdeling werd veel gebruikt in Duitsland en in Franse gebiedsdelen. Later zijn deze gebieden overgeschakeld op de temperatuurschaal van Celcius. Soms wordt de Réaumur temperatuurschaal nog gebruikt bij de verwerking van warme suiker.
Omrekeningsfactoren:
Referentie gewasverdamping
Belangrijke meteorologische grootheid, vooral ten behoeve van de landbouw.
Het is de hoeveelheid water, uitgedrukt in millimeters, die in de heersende
meteorologische omstandigheden uit een denkbeeldig 'standaardgewas' verdampt.
Dat standaardgewas lijkt op gras van 8 á 11 cm. Aan de hand van tabellen
kan een akkerbouwer berekenen hoeveel water hij (door beregening) moet toevoeren
aan het gewas dat hij verbouwt, om een eventueel watertekort te vereffenen.
Reflectie
Terugkaatsing van zonnestralen door de aarde. Bij reflectie verandert de golflengte van de straling
niet.
Neerslag van waterdruppels met afmetingen tot enkele millimeter (0,5 tot
5 mm). Wanneer de druppels slechts enkele tienden van een millimeter groot
zijn (of nog kleiner), spreekt men van motregen.
Regenachtig
Periode van ten minste enige uren waarin de regen in het weerbeeld overheerst.
Is een optisch verschijnsel in de dampkring. De regenboog ontstaat wanneer
het licht van de zon twee keer wordt gebroken in de regendruppels van een
bui. Hoe sterker de regenboog is, des te homogener zijn de druppels. De regenboog
is steeds terug te vinden aan de andere kant van de zon, d.w.z. als de zon
in het zuiden staat, dan is de regenboog steeds in het noorden te zien.
Het middelpunt is precies tegenover de zon (dus onder de horizon). Voor het
ontstaan van een regenboog moet de zon lager staan dan 42 graden. De neerslag
hoeft niet per se op het punt van waarneming te vallen.
Door de breking van het licht zijn de volgende kleuren zichtbaar: rood, oranje, geel, groen, blauw en paars.
Regenbui
Bui waaruit alleen regen valt. Er is geen sprake, van andere elementen, zoals hagel of onweer.
Regendruppelerosie
Uitschurende werking van neervallende regendruppels. Het belangrijkste effect van regen is dat de energie van de neervallende druppels voor een deel wordt overgedragen aan stofdeeltjes op het aardoppervlak, die daardoor opspringen. De opgespatte bodemdeeitjes vormen vervolgens een gemakkelijke prooi voor het afspoelende regenwater. Belangrijk is de bodemerosie die ontstaat op hellingen als gevolg van het verdwijnen van de natuurlijke vegetatie. Het neervallende regenwater kan door het ontbreken van vegetatie die de grond vasthoudt, een neergaande stroom van materiaal veroorzaken,
Regenhoeveelheid
(ook: neerslaghoeveelheid) Hoogte, welke de gevallen neerslag zou bereiken
indien hij zich verzamelde boven een horizontaal vlak, zonder te verdampen,
zijwaarts weg te vloeien of in de grond te dringen. Ook de hoogte van de
hoeveelheid water, die na smelting van vaste neerslag zou ontstaan, wordt
regenhoeveelheid genoemd. De regenhoeveelheid wordt gemeten met een regenmeter
en doorgaans in millimeters uitgedrukt.
Regenmeter
(ook: pluviometer) Instrument om de hoeveelheid neerslag te meten.
De neerslag wordt opgevangen in een speciaal geconstrueerde bak. Deze bestaat uit twee gedeelten: een opvangtrechter met een nauwkeurig bekende oppervlakte, en een verzamelbak waarin de neerslag terechtkomt. Deze verzamelbak is vrijwel afgesloten om verdamping te voorkomen. Voor zover de neerslag niet als regen valt, maar bijvoorbeeld als sneeuw of hagel, wordt deze in de verzamel bak vóór het meten gesmolten. Met behulp van een bijbehorend geijkt maatglas wordt de hoeveelheid water gemeten.
Regenmist
Soort van mist die op twee manieren ontstaat tw:
Regendruppels vallen uit een relatief warme omgeving
door een laag koude lucht, bijvoorbeeld vóór een warmtefront en achter een koufront. Een noodzakelijke voorwaarde is dat de beide luchtlagen een groot temperatuurverschil vertonen.
Regendruppels uit een relatief koude omgeving
vallen door een warme luchtlaag en koelen deze laag zover af dat mist ontstaat.
Deze omstandigheden kunnen dus tijdens regen aanleiding geven tot mist, welke
zich soms na de regen kan handhaven.
Regenschaduw
Verschijnsel dat vaak in bergachtig terrein voorkomt. Vochtige lucht wordt gedwongen op te stijgen tegen de lijzijde van de berg en regent geheel of gedeeltelijk uit. Aan de loefzijde van de berg blijft het droog; deze ligt dan in de regenschaduw.
Regionale weersverwachting
Hoewel Nederland niet erg groot van afmeting is, heeft het een grote variëteit
aan weer. Zo is het weer in Den Helder bijna altijd afwijkend van dat in
Maastricht. Voor een groot deel worden die verschillen veroorzaakt door
de ligging van Nederland aan zee. De invloed van die zee is in het kustgebied
nu eenmaal groter dan verder landinwaarts. Vandaar dat er grote behoefte
is de weersverwachtingen te regionaliseren. Nederland is verdeeld in een
zestal regio's: de regio's Zuidwest, Noordwest, Zuidoost, Midden, Oost en
Noordoost. Voor al die regio's worden gerichte verwachtingen voor diverse
doelgroepen, zoals de agrarische sector en de bouwsector, geproduceerd.
Relatieve luchtdruk
De luchtdruk op een bepaalde plaats maar dan gerelateerd aan het zeeniveau.
De verhouding tussen de aanwezige hoeveelheid waterdamp en de maximaal mogelijke,
die lucht bij een bepaalde temperatuur kan bevatten. De relatieve vochtigheid
drukt dus uit in hoeverre de lucht met waterdamp verzadigd is. Een relatieve
vochtigheid van 50% betekent dat de lucht slechts de helft van de waterdamp
bevat die deze maximaal zou kunnen bevatten.
Relatieve zonneschijnduur
De verhouding tussen de duur van de zonneschijn en de maximaal mogelijke
duur op een bepaalde dag. Het getal wordt uitgedrukt in procenten.
In De Bilt bedraagt de daglengte eind december 7,45 uur en eind juni 16,45
uur. Als de zon dus 6 uur schijnt is de relatieve zonneschijnduur in december
77% (een zeer zonnige decemberdag) en eind juni 36% (slechts af en toe zon).
Reshabar
Lokale wind in Saoedi-Arabië. Het is een sirocco-achtige noordenwind, die waait vanuit Irak.
Retrograde depressie
Dit is een depressie die van oost naar west trekt.
Soms trekken lagedrukgebieden vanuit de Middellandse Zee over het Alpengebied
naar Duitsland en vervolgens westwaarts over ons land. Een dergelijk lagedrukgebied
noemen we een retrograde depressie.
Riesengebirgswind
Lokale wind in Silezië, in het zuidwesten van Polen. Het is een warme valwind met föhneigenschappen. Een zuidenwind die waait vanuit het Riesengebirg (Reuzen-gebergte), op de grens tussen Polen en voormalig Tsjechoslowakije.
Afzetsel van ijskristallen op voorwerpen of planten, ontstaan door sublimatie
van de onzichtbare waterdamp in de lucht.
Het is een ijsafzetting op voorwerpen en ontstaat wanneer de luchttemperatuur
beneden de 0°C daalt en de aanwezige waterdamp rechtstreeks sublimeert
op de planten, grond of andere voorwerpen, waardoor een witte laag wordt gevormd.
Ringvormige verduistering
Verduistering waarbij de maan helemaal voor de zon staat maar de zon niet
geheel afdekt. Een kleine ring zonlicht blijft nog zichtbaar.
Romer schaalverdeling
De eerste praktische thermometer was ontwikkeld door de Noor Ole Christensen Rømer in 1701. De schaalverdeling was als volgt opgebouwd: 0°Rømer kwam overeen met de temperatuur van een zout en ijs mengsel, 9°Rømer het smeltpunt van water, 27,87°Rømer kwam overeen met de temperatuur van het menselijk lichaam en 60°Rømer gaf het kookpunt van water aan bij 1 atmosfeer.
Omrekeningsfactor Fahrenheit: R = (F-32)*17/60 + 9 en F = (R-9)*60/17 + 32
Omrekeningsfactor Celcius:
R = 51*C + 9 en C = (R-9)/51.
Roaring forties
Lokale winden, die de oceanen tussen 40 en 50° ZB overheersen. Deze zeer krachtige westenwinden kunnen dagenlang aanhouden, met windsnelheden van 80 tot 100 km per uur, en zijn erg hinderlijk voor de scheepvaart. De roaring forties maken deel uit van de algemene westcirculatie op het zuidelijk halfrond.
ROFOR
(ook: routeverwachting (ROute FORcast)) Codenaam van een weersverwachting
ten behoeve van het luchtverkeer onderweg. De ROFOR is in feite de verwachting
tussen de TAF van het vliegveld van vertrek en de TAF van het reisdoel.
Rolwolk
Een wolk in de vorm van een horizontale rol, die als een wals aan een bui
voorafgaat. Zij ontstaat door horizontale wervelingen voor de bui uit en ziet
er vaak dreigend uit.
De passage ervan voltrekt zich droog, gelijktijdig met het opsteken van de
wind (tegen de drijfrichting van de bui in!). Onmiddellijk daarna zal het
uit een ogenschijnlijk lichtere, grijze lucht gaan stortregenen.
Zie ook buienwolk voor visuele
uitleg.
Rossbygolven
Hieronder worden verstaan de slingerende langgolvige patronen van westwaartse
luchtstromingen in de hogere atmosfeer.
De naam is afgeleid van Carl Gustav Rossby (1898-1957) een Zweeds meteoroloog
die baanbrekend onderzoek heeft gedaan naar de algemene circulatie in de
atmosfeer.
Rotatie-anemometer
Type anemometer waarbij de rotatiesnelheid van een set cups of halve bollen die aan een as loodrecht op de windrichting is bevestigd, een maat is voor de snelheid van de lucht die er langs stroomt.
Rotor
Een Cumulus wolk ontstaan ten gevolge van stationaire stijg- en daalbewegingen
onder invloed van orografische omstandigheden. Het uiterlijk verandert niet
noemenswaardig.
Routeren
Het adviseren van een route met de meest gunstige weersomstandigheden ten behoeve van lucht- en scheepvaart. Een vliegtuig vliegt bijvoorbeeld graag met de wind mee. Dat scheelt tijd en brandstof. Hetzelfde geldt voor een schip. Dat blijft graag uit de buurt van echt zwaar weer. Op het noordelijk halfrond worden schepen die in westelijke richting willen varen, doorgaans langs de noordkant vanlagedrukgebieden gerouteerd. Vanwege de cyclonale luchtbeweging rondom een lagedrukgebied, hebben ze dan zowel de wind als de zeegang mee. In oostelijke richting worden ze juist langs de zuidkant van de lagedrukgebieden gestuurd.
Een uitgesproken gebied van relatief hogere luchtdruk tussen twee lagedrukgebieden
in.
Ruige rijp
(ook: aanvriezende mist, bevriezende mist, uitvriezende mist) Bevroren
waterdamp of bevroren dauw of mist die zich afzet tegen het aardoppervlak,
aan vaste voorwerpen of aan planten en bomen. Dit levert de bekende fraaie
witte landschappen op, met ijskristallen die zich als een dikke korst op
gras en de bladeren van planten en bomen hebben afgezet. Er zijn drie soorten
ruige rijp: de zachte ruige rijp, de harde ruige rijp en de heldere ruige
rijp.