Weerkundig woordenboek: B

Badland
Engelse benaming voor gebieden met sterke regenerosie. Het proces is het sterkst bij zachte gesteenten in onbegroeid gebied. Het regenwater schuurt geultjes uit die samenkomen en groter worden. Op den duur ontstaat een dicht geulstelsel waarin al het vruchtbare bodemmateriaal wordt weggespoeld.
Baguio
Op de Fillipijnen geeft men deze benaming aan een tyfoon.
Balkenijs
IJzersterk ijs, alsof er balken onder zitten. Of: scheuren in dik, zwart ijs. Dat zijn de spanningen in en onder de keiharde korst die resulteren in kriskras lopende barsten. Typische geluiden daarbij zijn het geknal en gescheur, maar dat betekent wel goed schaatsijs.
Buiten deze ijsvorm zijn er nog diverse vormen. Deze vindt u hier.
Bandbliksem
Op een band of lint lijkende bliksem. Het verschijnsel wordt veroorzaakt doordat het kanaal waardoor de ontlading plaatsvindt zich, waarschijnlijk onder invloed van de wind, horizontaal verplaatst. De deelontladingen gaan alle door hetzelfde kanaal. Duurt het nu maar lang genoeg voordat de gehele ontlading is voltooid, dan kan op een foto zo´n bliksem als een lint of band te zien zijn. Er is een groot aantal ontladingen nodig om een bandbliksem te laten ontstaan. Men heeft een bandbliksem waargenomen die 20 seconden duurde.
Banenkaart
Weerkaart waarop door een meteoroloog de door de kern van een bepaald weersysteem gevolgde route is aangegeven. Voorbeelden daarvan zijn de kernen van lagedrukgebieden, hogedrukgebieden, daalgebieden en stijggebieden. De meteoroloog kan op deze wijze ook schattingen maken van toekomstige verplaatsingen. Tegenwoordig maakt de meteoroloog ook voor dit doel steeds vaker gebruik van de computer.
Bar
Een oudere eenheid gebruikt voor druk. 1 bar is het equivalent van 100 kiloPascal. Een millibar (= 1/1000 bar) is hetzelfde als 1 hectoPascal (hPa).
Barat
Buiige en soms hevige schade brengende wind, die waait over de Celebeszee tot aan de noordoostkust van het eiland Sulawesi (Celebes). De barat komt het meeste voor van december tot februari. Het is een plaatsgebonden en dus lokale wind, maar heeft geen specifieke eigenschappen.
Barber
Lokale wind in Canada. Het is een hevige blizzard. De naam betekent barbier, ofwel kapper. Dat heeft alles te maken met de harde sneeuwkristallen die in die stormwinden met zeer koude continentaal polaire lucht (cPL) op de huid erg pijnlijk aan kunnen komen.
Baro
Is Latijns voor 'druk'. Een barometer is dus eigenlijk een drukmeter van de lucht.
Barocline
Een barocline is een golfvormige verstoring in de luchtstroming op de plaats waar warme en koude lucht elkaar ontmoeten.
Barograaf
Is een automatisch registrerende (aneroïde) barometer. Een barograaf werkt op het principe van een aneroïde barometer. Bij een barograaf worden echter meerdere luchtledige doosjes op elkaar gestapeld om een betere gevoeligheid te verkrijgen. In plaats van een naald over een schaalverdeling te laten bewegen, wordt hier op de overbrengingsarm een schrijfstiftje geplaatst dat een curve schrijft op een strook papier dat op een trommel rond draait. Deze geschreven strook noemt men ook een barogram.
Barogram
De continue registratie van een barograaf. Met name het karakter van de luchtdrukverandering is een belangrijk gegeven. De grootte van de luchtdrukverandering wordt telkens over een periode van drie uur bepaald en vermeid in de weerrapporten.
Barokliene atmosfeer
(ook wel: barokliene onstabiliteit) Onwikkelende onstabiliteit ten gevolge van temperatuurverschillen in de atmosfeer boven een groot gebied. Voorbeelden daarvan zijn de slechtweergebieden bij een front, op de grens dus tussen twee luchtsoorten. Tegenover een barokliene atmosfeer staat een barotrope atmosfeer.
Barometer
Toestel om de luchtdruk te meten. Meest gebruikt zijn de kwikbarometer en de aneroïde barometer. Tegenwoordig worden ook veel elektronische sensoren gebruikt in automatische weerstations.
Barometercorrecties
Om de barometeraflezingen op de verschillende plaatsen, met ook verschillende omstandigheden, te kunnen vergelijken dienen, volgens internationale afspraak, op de aflezing van een kwikbarometer diverse correcties te worden toegepast in een vaste volgorde. In de eerste plaats de zgn. indexcorretie, waarmee onvolkomenheden van het instrument zelf worden gecompenseerd. Verder een temperatuurcorrectie. De lengte van een kolom kwik hangt immers mede af van de temperatuur van dat kwik. Vervolgens wordt gecorrigeerd naar de geografische breedte waarop het instrument zich bevindt. Tenslotte wordt een hoogtecorrectie toegepast. De stand van de barometer wordt herleid tot de waarde die zou worden afgelezen indien het instrument zich op gemiddeld zeeniveau zou bevinden. In Nederland wordt het NAP (Normaal Amsterdams Peil) aangehouden.
Barometrische druk
Een andere naam voor luchtdruk. Het is de druk uitgeoefend door de atmosfeer op een gegeven punt. Deze wordt meestal weergegeven in hectoPascal (hPa) of millibar (mbar).
Zie ook absolute luchtdruk en relatieve luchtdruk.
Barotrope atmosfeer
Een luchtmassa (boven een bepaald gebied) waarin weinig temperatuurverschillen voorkomen. In een barotrope atmosfeer komen in het algemeen storingen moeilijk of niet tot verdere ontwikkeling. De barotrope atmosfeer staat tegenover de barokliene atmosfeer.
Beaufort schaal
Schaalverdeling, oorspronkelijk ontworpen door admiraal Sir Francis Beaufort (1774 - 1857) en later door anderen aangepast, waarmee de gemiddelde windsnelheid kan worden aangegeven. De gemiddelde windsnelheid betreft een zgn. tienminutengemiddelde, gemeten op een hoogte van 10 meter boven open terrein. Windvlagen of windstoten blijven met nadruk buiten beschouwing. De schaal bestaat uit de windkrachten, oplopend van 0 (windstil) tot en met 12 (de verwoestende kracht van een orkaan), de benaming van die windkrachten, windsnelheidsequivalenten en beschrijvingen van de uitwerking op zee en boven land.
Zie ook: schaal van Beaufort.
BECMG
Afkorting van het Engelse becoming (= wordend). Wordt vooral gebruikt in de TAF en de TREND. Zij betekent dat er zich in een aangegeven periode naar verwachting een bepaalde verandering in weersgesteldheid zal voltrekken.
Bedekkingsgraad
Gedeelte van de hemel koepel dat met wolken is bedekt. In de meteorologie wordt de bedekkingsgraad opgegeven in achtsten (octa´s). De soort of het geslacht van de bewolking wordt bepaald aan de hand van de Internationale wolkenatlas van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO). De bedekkingsgraad heeft m.n. invloed op de temperatuur. Als er sprake is van een wolken loze nacht, is de uitstraling relatief groot. Het gevolg is dat de temperatuur dan sterker daalt dan in een situatie waarin de bedekkingsgraad hoger is.
De mate waarin de hemel bedekt is met wolken. Deze wordt aan de hand van schattingen bepaald en uitgedrukt in achtsten (octa's). 0/8 is onbewolkt, 4/8 is halfbewolkt en 8/8 is geheel bewolkt.
Belat
Lokale wind in Saoedi-Arabië. Het is een noordwestelijke sirocco-achtige landwind, die vanuit de woestijnen erg warme continentaal tropische lucht (cTL) aanvoert. De belat manifesteert zich met name aan de zuidwestkust van het schiereiland en waait in de periode van december tot maart.
Benauwd weer
(ook: drukkend weer) Beschrijvende term voor een bepaald weerbeeld, dat samenhangt met de aanwezigheid van warme lucht met een zeer hoge relatieve vochtigheid. Van de huid van het menselijk lichaam kan dan weinig vocht verdampen, waardoor een benauwd gevoel ontstaat. Dit weerbeeld is karakteristiek in de zomer vlak voor onweer.
Bengalen-cycloon
Tropische cycloon, die woedt in de Golf van Bengalen ten zuidoosten van India. Deze wervelstorm ontstaat in het zuidwestelijke deel van de Golf van Bengalen en trekt vervolgens doorgaans in de richting van de klok langs de kusten van India en Birma, vooral in de maanden juni tot en met november.
Beregenen
Techniek in de fruitteelt om bij strenge vorst grote schade aan de fruitbomen te voorkomen. Wanneer er in het voorjaar strenge vorst wordt verwacht, bestaat het gevaar dat de jonge vrucht kapot vriest. De fruitteler sproeit dan water over de bomen. Dat water bevriest wel, maar omdat dat beregenen continu plaatsvindt, wordt de vrucht op de temperatuur van smeltend ijs gehouden: 0°C. Dit levert vaak de sprookjesachtige taferelen op van lange ijspegels die aan de bomen hangen.
Bergklimaat
(ook: gebergteklimaat) Klimaat dat sterk beïnvloed wordt door de hoogteligging. Met de toename van de hoogte daalt de gemiddelde temperatuur elke 300 m ca. 2°C, wordt het verschil tussen ´in de schaduw´ en ´in de zon´ groter en neemt de neerslag toe. Op grote hoogte blijft ook in de zomer de temperatuur onder 0°C. Naarmate men hoger komt, neemt de windactiviteit toe. Deze omstandigheden maken dat de vegetatie naar boven toe minder wordt en daardoor de erosie sterker, zodat vaak kaal gesteente zichtbaar wordt (zonder bodemlaag), eventueel afgedekt door een laag sneeuw of ijs. De weersgesteldheden zijn uitzonderlijk: veelvuldig zijn er heftige onweersbuien, terwijl valwinden het weer in de lagere delen op slag kunnen doen veranderen.
Als het gebergte hoog genoeg is zal er een E-klimaat ontstaan, waar de gemiddelde temperatuur in de warmste maand niet hoger wordt dan 10°C.
Bergstation
Waarnemingsstation in de bergen. Vanwege de grotere hoogte waarop het station is gebouwd ten opzichte van zeeniveau, zijn er wel eens problemen ten aanzien van de herleiding van de Luchtdruk. Ook zijn er soms, doordat nu eenmaal in het bergland het weerbeeld van dal tot dal sterk uiteen kan lopen, grote verschillen in de door naburige bergstations gerapporteerde weersomstandigheden.
Bergwind
Tegenovergestelde van de dalwind. Beide winden zijn, net als de land- en zeewind, Lokale winden die optreden ten gevolge van de dagelijkse gang, van de temperatuur. De bergwind is een koude wind en waait tijdens de avond en de nacht vanaf de bergen naar het dal. Hij ontstaat in het algemeen tijdens heldere nachten met weinig wind. Na zonsondergang koelt de lucht tegen de berghellingen sterker af dan de lucht op gelijke hoogte boven het dal. De koudere lucht heeft een grotere dichtheid en op die manier ontstaat er een koude luchtstroming vanaf de berghellingen naar het dal. De bergwind wordt vaak in de nanacht nog versterkt, doordat in de loop van de nacht de lucht in het dal verder afkoelt. Het temperatuurverschil met de lager gelegen, en dus ook warmere uitgang van het dal wordt daardoor groter. Er ontstaat een klein relatief hogedrukgebied boven het koude dal en een klein relatief lagedrukgebied boven de warmere dal uitgang. Op die manier komt er een extra luchtstroming op gang van het hoge- naar het lagedrukgebied, dus vanuit het dal naar de daluitgang, met als gevolg een windtoename.
Bestendige wind
Vrij zwakke wind van gelijkmatige sterkte die continu voelbaar is. Het tegenovergestelde hiervan is een vlagerige wind of buiige wind.
Bestendig weer
Rustig weertype dat gedurende een lange periode weinig van beeld verandert. Doorgaans is daar sprake van in de nabijheid van een groot en krachtig hogedrukgebied.
Betrokken
Volledig (8/8) bewolkt. In metarberichten dikwijls afgekort tot OVC (Engels: overcast).
Bevriezen
Natuurkundig proces. Het overgaan van water van de vloeibare naar de vaste fase. Voorbeelden zijn het bevriezen van een plas water en het bevriezen van mistdruppels tegen de bladeren van een plant (rijp). Het bevriezen is een exotherm proces. Bij een ander materiaal dan water heet dit proces ´stollen´.
Bewolking
Bedekkingsgraad van de hemel met wolken. In de meteorologische rapporten wordt deze doorgaans in octa´s (achtsten) aangegeven. In de luchtvaartberichtgeving gaat dat anders.
feu = 1 en 2 octa´s bewolking
sat = scattered = 3 en 4 octa´s bewolking
brkn = broken = 5,6 en 7 octa´s bewolking
ovc = overcast = geheel bewolkt
Achter deze code is een getal vermeid en dat is de hoogte van de betreffende wolkenbasis in honderden voeten. De soort bewolking wordt hier niet vermeld.
Bijzon
Behoort tot de optische verschijnselen, waarbij aan een zijde of weerskanten van de zon op de kleine kring (´halo´) een heldere, dikwijls opvallend gekleurde vlek te zien is. Zij ontstaat door lichtbreking in ijskristallen van Cirrusbewolking.
Komt enkel voor bij hoge bewolking die dus bestaat uit ijskristallen. Bijzonnen zijn soms met twee (wanneer de hemel met uitgestrekte bewolking bedekt is die bestaat uit ijskristallen - cirrus en cirrostratus): één links van de zon en één rechts. Vandaar ook de naam linker- en rechterbijzon.
Bimetaalthermometer
Deformatiethermometer waarbij het temperatuurgevoelige element bestaat uit een stuk bimetaal. Dit is een, meestal gebogen, strook van twee op elkaar bevestigde strippen van metalen met een verschillende uitzettingscoëfficiënt. Bij verandering van temperatuur verandert de strook van vorm, doordat het ene metaal anders op de temperatuurverandering reageert dan het andere. De strook buigt meer of strekt zich juist. Op een achter het uiteinde van de strook gemonteerde schaalverdeling is vervolgens de heersende temperatuur af te lezen.
Binnenzee
Zoutwatergebied dat geheel of vrijwel geheel omsloten is door land. Door de beschermde ligging heeft een binnenzee meestal een karakteristieke flora en fauna. De stroming van het water in binnenzeeën wordt bepaald door windrichting, eb- en vloedbeweging en door dichtheidsverschillen die ontstaan door verschil in temperatuur of zoutgehalte.
Bioklimatologie
Tak van de klimatologie die het verband tussen levensvoorwaarden en klimaten en dus ook de invloed van bepaalde klimatologische verschijnselen op mensen, dieren en planten onderzoekt. Bijvoorbeeld de vraag of de gemiddelde mens op een grijze en druilerige dag een slechter humeur heeft dan op een stralende zomerdag.
Biosfeer
Het dunne buitenste laagje van de aardbol en het gedeelte van de lucht daarboven waarin zich het leven afspeelt. Binnen de biosfeer bestaat een evenwicht tussen opbouwen verbruik van organische stoffen, de basis van alle leven. Alle organismen hebben een eigen functie bij het handhaven van het biologisch evenwicht. De mens is het enige organisme dat zozeer ingrijpt dat het evenwicht ernstig en onherstelbaar verstoord dreigt te worden.
Bise
Lokale wind in Frankrijk en Zwitserland. Het is een koude "valwind" meestal uit het noorden tot noordoosten, soms ook uit het noordwesten. De bise komt vrijwel overal in het oostelijke deel van Frankrijk en het zuidwesten van Zwitserland voor, maar vooral tussen de Jura en de Alpen.
Bise brune
Lokale wind in Frankrijk. Noordwestelijke bise aan de Rhöne in de Dröme-vallei.
Bise nègre
Lokale wind in Frankrijk. Noordoostelijke bise die voorkomt aan de zuidwestkant van het Centraal Massief.
Bise noire
Lokale wind in Frankrijk en Zwitserland. Bise uit het noorden tot noordoosten in het kanton Genève, in de zuidelijke Jura en de Morvan. De naam heeft deze wind te danken aan het feit dat hij doorgaans gepaard gaat met een donkere wolkenlucht.
Bjerknes, paradox van
De paradox van Bjerknes (een Noorse fysicus en een van de belangrijkste meteorologen van de 20e eeuw) heeft betrekking op het feit dat het kort na de passage van een koufront vaak warmer is dan ervoor. Weliswaar heeft de luchtlaag van enige dikte dan een lagere temperatuur dan een luchtlaag van eenzelfde dikte vóór het koufront, maar voor het koufront uit kon een dunne koude plaklaag aanwezig zijn. Ook kan na de passage van een koufront de zon schijnen in een veel meer onstabiele atmosfeer dan ervoor. Daardoor kan de temperatuur aan de grond gemakkelijk een paar graden hoger zijn, terwijl die op een hoogte van 1000 meter graden kouder is.
B-klimaat
Droog klimaat volgens de indeling van de klimatoloog Köppen. De vegetatie bestaat vrijwel altijd uit cacteeën. De vochtbalans is in dit klimaat duidelijk negatief. Er valt minder neerslag dan er onder de heersende omstandigheden zou verdampen. Volgens Köppen heerst een woestijnklimaat als de neerslag r (in cm) minder is dan de temperatuur T (in graden Celsius) waarbij een constante waarde C is opgeteld (r<T +C). Er is sprake van een steppeklimaat als geldt dat r<2(T +C). De constante C is naar gelang de neerslag in de winter, zomer of over het hele jaar verdeeld valt, respectievelijk 0, 14 en 7. Door voor de contante verschillende waarden te nemen benadrukte Köppen het belang van de verdamping. In de zomer is door de grotere warmte de verdamping sterker dan in de winter. Bij een gelijke hoeveelheid neerslag zal er eerder een woestijn ontstaan wanneer de neerslag in de zomer valt, dan wanneer de neerslag in de winter valt. Vandaar ook, dat Köppen aan het steppeklimaat de code Bs gaf en aan het woestijnklimaat de code Bw, waarbij de s en de waangeven dat de droge periode in de zomer resp. de winter valt. Droge klimaten bevinden zich in gebieden waar dalende luchtbewegingen overheersen. Deze gebieden staan onder invloed van de subtropische hogedrukgebieden, rond de 30° NB en ZB (o.a. Sahara, Saoedi-Arabië, Centraal-Azië, Zuid-Afrika en Australië). Daarnaast vindt men droge streken in gebieden die in de regenschaduw van bergketens liggen (o.a. delen van Argentinië).
Blauwe hemel
Een blauwe lucht is altijd een genot om te zien. Waarom is de hemel eigenlijk blauw?
Bij het ontstaan van die blauwe tint spelen de luchtmoleculen een belangrijke rol. Zij doen een deel van het zonlicht dat erop invalt, van richting veranderen, een verschijnsel dat verstrooiing wordt genoemd. Door die richtingverandering zien we het licht niet op de plaats waar de zon staat, maar op een willekeurige plaats aan de hemel. Zonder verstrooiing, dus ook zonder atmosfeer waarin die verstrooiing optreedt, zou de hemel pikzwart zijn. Met dampkring is de heldere lucht blauw.
Waarom blauw? Dat komt doordat de mat van verstrooiing afhangt van de golflengte van het licht, en daarmee van de kleur. Het 'witte' zonlicht is samengesteld uit talrijke kleuren: de kleuren van de regenboog. Voor violet en blauw licht is de verstrooiing het sterkst, voor rood licht het zwakst. Het 'mengsel' van kleuren dat door verstrooiing ontstaat, levert, in combinatie met de gevoeligheid van het menselijk oog voor verschillende kleuren, de blauwe hemelkleur op. We zien dat hemel blauw tegen de zwarte achtergrond van de wereldruimte.
Bliksem
Het woord bliksem is in de Middeleeuwen gevormd, vermoedelijk rond 1240, en stamt waarschijnlijk af van het oud-West-Friese woord 'blicsen', dat weer een afgeleide is van het Oudnederlandse woord 'blikisni'. Blika betkent glanzen of schitteren. Ook het woord blinken is hiervan afgeleid.
In de Oudheid werd bliksem toegeschreven aan de boosheid van de een of andere godheid. Later dacht men dat bliksem werd veroorzaakt door te dicht langs elkaar schuivende wolken. Maar in 1752 toonde Benjamin Franklin aan, dat bliksem een ontlading van elektriciteit is. Het is een elektrische ontlading (vonk) tussen een elektrisch geladen wolk en de aarde, tussen twee of meer wolken met tegengestelde elektrische lading of zelfs tussen delen binnen één enkele wolk.
Slechts een deel van de ontladingen vindt plaats tussen een wolk en de aarde. Per vierkante kilometer slaat in onze omgeving de bliksem 2 tot 3 keer per jaar in. In Nederland, ruim 40.000 km2 groot, vinden dus jaarlijks zo´n 100.000 blikseminslagen over het hele land plaats.
Voor de hoofdontlading vindt er er een (zwakke) inleidende voorontlading plaats. De stroomsterkte ligt gemiddeld rond 30.000 ampère; de spanning kan oplopen tot enkele miljoenen volt. Het zichtbare deel van de bliksem (de hoofdontlading) verplaatst zich met een snelheid van zo´n 100.000 km/sec. In enkele duizendste tot hondersten van seconden wordt de grote hoeveelheid stroom en daaropvolgend de enorme hitte opgewekt. De lucht in de directe omgeving van het bliksemkanaal warmt in korte tijd (enkele miljoenste seconde) zodanig op dat deze enorm expandeert. De verplaatsing van deze lucht nemen we waar als de donder.
Blikseminslag
Het inslaan van de bliksem. In principe is het niet zo, dat de bliksem altijd op het hoogste punt inslaat. De bliksem zoekt altijd de gemakkelijkste weg door de atmosfeer. Deze weg wordt vooral bepaald door de verspreiding van de elektrische lading in de lucht. Pas in de onderste 100 m wordt bepaald op welke plaats de bliksem in zal slaan. In veel gevallen zal dat inderdaad een hoog punt, zoals een schoorsteen, of een punt van een goed geleidend materiaal zijn.
Metalen zijn natuurlijk goed geleidende materialen. Maar dat geldt ook voor het menselijk lichaam. Daardoor loopt een mens in een weiland evenveel kans door de bliksem te worden getroffen als een metalen paal in de buurt die ongeveer dezelfde grootte heeft.
In de hele wereld zijn op elk moment zo´n 1800 onweders actief, die bij elkaar zorgen voor maar liefst tussen 8 en 9 miljoen inslagen per dag. In feite zijn er twee soorten bliksem. De eerste is een felle, zeer korte stroomstoot van minder dan één duizendste seconde met een stroomsterkte van 5000 tot 200.000 ampère. Door de zeer hoge temperatuur kanin de onmiddellijke nabijheid van de straal een luchtdruk ontstaan van 100 maal de atmosferische druk. Deze bliksem veroorzaakt explosieve schade, stukken uit schoorstenen e.d., en maar zelden brandschade. De andere is een stroomstoot die veel langer duurt, enkele tienden van seconden, en die een veel lagere sterkte heeft, nl. van 100 tot 300 ampère. Bij licht ontvlambare materialen, zoals rieten daken, veroorzaakt hij vaak brand. Deze laatste bliksem wordt ook wel ´warme bliksem´ genoemd.
Bliksemstraal
(ook: bliksemflits) Bliksemstralen komen zowel horizontaal (tussen wolken of binnen een wolk) als verticaal (tussen een wolk en het aardoppervlak) voor. De verticale stralen zijn gemiddeld zo´n 6 km lang; de horizontale ontladingen tussen de 8 en 16 km. De doorsnede is 2 tot 3 cm.
De bliksemstraal heeft een snelheid in de orde van 60.000 km, ongeveer anderhalf maal de omtrek van de aarde, per seconde. De temperatuur in de bliksemstraal ligt rond de 30.000°C, ongeveer vier maal zo heet als het oppervlak van de zon.
In tegenstelling tot wat veel mensen denken, gaan de meeste bliksemstralen van beneden naar boven. Voorafgaand aan deze ontladingen heeft er wel een vrijwel onzichtbare voorontlading plaats vanuit de wolk naar het aardoppervlak. De ontlading bestaat uit een groot aantal deelontladingen, die alle door hetzelfde bliksemkanaal gaan.
Blizzard
Zeer koude, noordelijke lokale wind in Canada en Noord-Amerika. Blizzards zijn hevige sneeuwjachten, die optreden bij passages van koufronten in de winter. Achter het koufront wordt continentaal polaire lucht (cPL) aangevoerd waardoor sterke temperatuurdalingen optreden. Deze striemende winden zijn vaak beladen met verblindende poedersneeuw, die onderweg van de grond wordt meegenomen. Dank zij de noord-zuid ligging van de gebergten kunnen de noordenwinden tot diep in het binnenland van de VS doordringen, waar zij op de warme zuidenwinden stoten. De arctische lucht dringt dan soms door tot de subtropen. In Europa hebben deze stormen veel minder invloed omdat de arctische lucht daar eerst een lange weg over de relatief warme zee heeft afgelegd.
Bloedregen
Regen die door rood Saharastof (-zand) is gekleurd.
Blokkade
We spreken van een blokkade als een hogedrukgebeid ook in de hoger luchtlagen sterk aanwezig is. Het hogedrukgebeid blokkeert de doorgang van depressies en stuurt ze naar het noorden of zuiden. Blokkades veroorzaken in Nederland vaak het winterweer dat tot natuurijs leidt.
Bloknummer
Ten behoeve van de meteorologische berichtenuitwisseling is de geografische wereldkaart verdeeld in een groot aantal genummerde kleine gebieden.
Zo heeft Nederland, samen met België, Luxemburg, Denemarken en Zwitserland het bloknummer 06. De Britse eilanden hebben het bloknummer 03, Frankrijk 07, Spanje en Portugal 08, enz. Aan dit bloknummer wordt vervolgens het stationsnummer toegevoegd.
Bobbelijs
Ook wel ribbel- en golfijs genoemd. IJs dat met veel wind op een groot wateroppervlak is ontstaan. Het water spoelt ribbeltjes en golfjes op het ijs en deze komt vaak op grote stukken voor. Als de ribbeltjes niet overheersen is er met voorzichtigheid op te schaatsen.
Buiten deze ijsvorm zijn er nog diverse vormen. Deze vindt u hier.
Bohorok
Lokale wind, genoemd naar het gelijknamige gebied waar hij voorkomt. Bohorok is een streek ten noordwesten van Medan op het eiland Sumatra in de Indonesische archipel. Het is doorgaans een warme valwind vanuit het westen tot zuidwesten met duidelijke föhneigenschappen. In bepaalde omstandigheden kan de bohorok zich echter ook wel als een koude valwind gedragen.
De bohorok komt op vrijwel geheel Sumatra voor, aan de lijzijde van de bergketens over de hele lengte van het eiland: van het Karogebergte i n het noorden tot het Barisan-gebergte in het zuidwesten. De wind komt vanaf de Indische Oceaan, is oorspronkelijk vrij vochtig, maar verliest zijn meeste vocht bij het overschrijden van de gebergten.
Bolbliksem
Vorm van bliksem die een enkele keer tijdens of onmiddellijk na een blikseminslag te zien is. Het is een lichtgevende bol met een doorsnede van 10 tot 20 cm, soms iets groter. De bolbliksem is meestal maar een fractie van een seconde, maar soms wel enkele minuten zichtbaar en kan gepaard gaan met een sissend geluid. De kleur is in de meeste gevallen wit of rood. Soms verdwijnt de bolbliksem geruisloos, andere keren ontploft hij met een luide knal, gepaard gaande met een regen van vonken.
Nadat de bolbliksem is verdwenen, wordt doorgaans een scherpe geur van zwavel of ozon waargenomen. De bolbliksem komt vaker voor dan in het algemeen wordt gedacht. Voor het fenomeen is tot dusverre geen bevredigende verklaring gevonden. Ondanks verwoede pogingen is het tot nu toe niet gelukt een bolbliksem op foto vast te leggen.
Bomijs
Onder dit ijs zit lucht en geen water. Je ziet het vaak langs de kant van smaller water met wisselend waterniveau, daar staat het ijsoppervlak schuin. Het is te zwak ijs om op te schaatsen en vaak te vinden in gebieden waar bemalen wordt.
Buiten deze ijsvorm zijn er nog diverse vormen. Deze vindt u hier.
Boterijs
Stukken troebel, gelig/bruinig ijs, een boterkleur. We treffen het vaak langs de kant in vaarten en sloten aan.
Het heeft te maken met ijzerdeelljes in het bodemwater. Het ijs is vaak aan de zachte kant.
Buiten deze ijsvorm zijn er nog diverse vormen. Deze vindt u hier.
Bovenluchttrog
Een uitstulping vn koude lucht hoog in de atmosfeer.
Bovenraakboog
Optisch verschijnsel, dat op het hoogste punt van een kring om de zon vaak in gebogen V-vorm te zien is en in wezen een onderdeel vormt van een andere lichtkring.
Bora
Lokale wind, die langs vrijwel de gehele kust van het voormalige Joegoslavië voorkomt. Bora komt van ´boreas´, in het Grieks de ´noordenwind der Hellenen´. De bora is het prototype van een koude valwind en laat zich het meest in het winterhalfjaar voelen. Het is een katabatische wind, stromend vanuit het hooggelegen binnenland, in dit geval dus de Balkan, naar de warmere kusten. Boven hooggelegen, met sneeuw bedekte en dus koude, plateaus is de lucht relatief zwaar en bevindt zich daardoor doorgaans een zwak hogedrukgebied. De Adriatische Zee is daartegenover dan relatief warm. Aangezien warme lucht lichter is dan koude lucht, ontstaat daar dus een zwak lagedrukgebied. Op deze manier komt er een stroming op gang van het hogedrukgebied naar het lagedrukgebied. Wanneer de stroming aan de rand van het kustgebergte is aangeland, valt deze ijskoude en zware luchtmassa als het ware naar beneden. Ondanks de adiabatische verwarming, van ongeveer 1°C per 100 m, die de lucht ondergaat, is de lucht die vanuit de bergen naar de kust stroomt aanmerkelijk kouder dan de lucht die daar in eerste instantie aanwezig was. De ijzige winden van de bora bereiken soms snelheden van 200 km per uur.
Boswind
Lokale wind, die voorkomt aan de rand van bosgebieden. De boswind waait vanuit het bos in de richting van de aangrenzende velden en is het tegenovergestelde van de veldwind. Deze winden zijn vergelijkbaar met zee- en landwind en met berg- en dalwind. Het zijn allemaal winden die ontstaan ten gevolge van het dagelijkse verloop van de temperatuur. Het bos is in de nacht warmer en overdag koeler dan de aangrenzende velden. Boven het koudere vlak ontstaat een relatief hogedrukgebied en boven het warmste vlak ontstaat een relatief lagedrukgebied. Er komt dan een zwakke stroming op gang van het hogedrukgebied naar het lagedrukgebied. Door verwarming door de zon is de oppervlakte van het veld overdag doorgaans warmer dan het bos. De boswind waait dus vooral overdag, tijdens warme dagen.
Bourdon-thermometer
Dit is, evenals de bimetaalthermometer, een deformatiethermometer. Het principe is echter anders. De Bourdon-thermometer is een dunwandige, gebogen metalen buis, gevuld met een organische vloeistof. Ook hier is de mate waarin het element van vorm verandert een indicatie voor de heersende temperatuur. Bij toename van de temperatuur zet de vloeistof in de buis uit, waardoor de buis zich meer strekt. Een aan het element bevestigde wijzer maakt de temperatuur op een schaalverdeling zichtbaar.
Bovenlucht
Term voor de verzameling van luchtlagen boven de grenslaag. Het deel van de meteorologie dat zich met de bestudering van de bewegingen in de boven lucht bezighoudt is de aërologie. De richting en snelheid van de stromingen in de bovenlucht zijn uitermate belangrijk voor de weersverwachtingen.
Ze bepalen immers waarvandaan de lucht op de diverse hoogten wordt aangevoerd en welke eigenschappen de lucht in onze omgeving dus zal gaan hebben.
De meest geanalyseerde drukvlakken zijn:
het 850 hPa-vlak (ca. 1500 mtr hoogte),
het 700 hPa-vlak (ca. 3000 mtr hoogte),
het 500 hPa-vlak (ca. 5500 mtr hoogte) en
het 300 hPa-vlak (ca. 10.000 mtr hoogte).
Bracknell
Plaats in Engeland, ongeveer 60 km ten westen van Londen, waar de computers van het Europese regionale inzamelcentrum van het Global Telecommunication System (GTS) staan. In deze plaats is tevens de Engelse nationale weerdienst gevestigd.
Breedtegraad
Afstand tussen twee breedtecirkels of parallellen. De breedtecirkels lopen parallel aan elkaar. Tussen de evenaar en de noordpool zijn 90 breedtegraden, evenals tussen de evenaar en de zuidpool. De afstand tussen de breedtecirkels is telkens iets meer dan 110 km. Nederland bevindt zich op een breedte van ongeveer 52° noorderbreedte.
Zie ook: coördinaten.
Brekingsindex
De mate waarin licht wordt gebroken, uitgedrukt in een verhoudingsgetal. In de meteorologie de mate van breking van het zonlicht. Het zonlicht is wit licht en is dus opgebouwd uit alle kleuren. Doordat elke kleur een verschillende brekingsindex heeft en dus, in bepaalde omstandigheden, onder een andere hoek door de atmosfeer heen gaat, ontstaan fenomenen als regenboog, avondrood, enz.
Breva del lago
Lokale wind op de grens van Zwitserland en Italië. Het is een landwind aan het Meer van Lugano. Door de ligging van het meer in de bergen heeft de wind ook de kenmerken van een dalwind.
Breva di Como
Lokale wind in het noorden van Italië. Het is een landwind aan het Comomeer. Door de ligging van het meer in de bergen heeft de wind ook de kenmerken van een dalwind.
Brickfielder
Lokale wind aan de zuidoostkust van Australië bij Sydney. Het is een hete, stofbeladen sirocco-achtige noordenwind, die vanuit het Australische binnenland continentaal tropische lucht (cTL) aanvoert. De naam dankt deze wind aan het feit dat hij heel veel stof oppikt bij de passage langs de steenbakkerijen in de buurt van de stad.
Bricklayers
Lokale winden in het zuiden van de Verenigde Staten. De vertaling van de naam is ´metselaars´. Het zijn sirocco-achtige noordenwinden, die enorme hoeveelheden zand en stof meevoeren, waarmee de huizen als het ware worden bedekt. Ze worden ook wel ´hot winds´ of ´heat waves´ genoemd.
Briefing
Het verstrekken van meteorologische informatie aan een specifieke gebruiker. Met name op vliegvelden worden vertrekkende piloten routinematig gebrieft. Een piloot is verplicht zich op de hoogte te stellen van de meteorologische omstandigheden die tijdens de vlucht aangetroffen kunnen worden. Daartoe kan hij ten behoeve van de vluchtvoorbereiding van elke luchthaven mondelinge voorlichting ontvangen en bovendien in het bezit komen van relevante meteorologische vluchtdocumentatie. Deze documentatie bevat doorgaans één of meer hoogtestromingskaarten, een significant weather chart (SWC) en de TAF´s van de bestemmings- en enkele uitwijkhavens.
Bries
Uit de zeevaart afkomstige benaming van de wind.
Brisa
Lokale wind in Argentinië. Het is een zeewind nabij Montevideo, in de monding van de Rio de La Plata.
Broebroe
(ook: brubru) Lokale wind in het zuidwesten van Sulawesi (Celebes), in de Indonesische archipel. De wind waait van juni tot en met oktober, in hoofdzaak uit het zuiden. Het is een buiige, maar warme valwind.
Broeikaseffect
Is de naam die gegeven wordt aan de algemene opwarming van onze atmosfeer die veroorzaakt wordt door de zogenaamde broeikasgassen zoals waterdamp, koolstofdioxide (CO2) etc.
Verschijnsel dat de atmosfeer rond de aarde fungeert als een broeikas, die de aarde beschermt tegen afkoeling. Zonder broeikaseffect zou het leven op aarde in zijn huidige vorm niet mogelijk zijn. De evenwichtstemperatuur op aarde zou ca. -18°C bedragen, in werkelijkheid is deze ongeveer + 15°C, zo´n 33°C hoger dus. Rond dit fenomeen is echter veel verwarring. De problematiek heeft voornamelijk betrekking op de versterking van het broeikaseffect.
De zon zendt straling uit, voornamelijk in het zichtbare licht, met een korte golflengte. Een deel van die straling wordt door de aardatmosfeer, door het aardoppervlak en de bewolking direct gereflecteerd in de ruimte. Maar voor een deel wordt die energie door de aarde geabsorbeerd. Net als ieder ander object straalt ook de aarde energie uit. Deze heeft door de lagere temperatuur van het aardoppervlak een veel langere golflengte dan die van de zon. Nu bevat de atmosfeer een aantal zgn. broeikasgassen, die wel de kortgolvige zonnestraling doorlaten, maar de langgolvige straling van de aarde voor een deel absorberen. Hoe meer van die broeikas­gassen zich dus in de atmosfeer bevinden, des te meer warmte er door de atmosfeer wordt vastgehouden en des te sterker dus ook het broeikaseffect wordt. Ten gevolge van de versterking van het broeikaseffect kunnen grote klimaatveranderingen optreden.
De verschillende klimaten zijn vooral een gevolg van de gemiddelde ligging van de grote weersystemen, de hoge- en lagedrukgebieden. Die worden weer bepaald door de temperatuurverdeling op aarde. Wanneer mondiaal gezien de atmosfeer enkele graden opwarmt, zal er meer poolijs afsmelten. De albedo van de noord­ en zuidpool wordt kleiner. Er stromen massa´s koud smeltwater de oceanen in. Naast het rampzalige gevolg dat door de stijging van de zeespiegel grote laaggelegen gebieden van de kaart zullen verdwijnen, treden er daardoor veranderingen op in de temperatuurverdeling; dientengevolge ook in de gemiddelde ligging van de grote weersystemen en dus ook in de klimaten op aarde.
Broeikasgassen
Bestanddelen van de atmosfeer die verantwoordelijk zijn voor de versterking van het broeikaseffect. Hoe meer er van die broeikasgassen in de atmosfeer aanwezig zijn, des te meer de atmosfeer opwarmt. De belangrijkste broeikasgassen zijn waterdamp (H2O), kooldioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide(N2O) en verder chloorfluorkool­waterstoffen (CFK´s) en ozon (03). Het meest voorkomende broeikasgas is waterdamp (H2O). Dat komt hoofdzakelijk door de grootschalige verdamping in de atmosfeer. Wanneer de gemiddelde temperatuur op aarde stijgt, smelt er meer poolijs af. Het totale wateroppervlak op aarde wordt groter, en samen met de hogere temperatuur zal er dus ook meer water verdampen. Net als waterdamp komt kooldioxide (COz) van nature al in de dampkring voor. Het teveel aan kooldioxide komt vooral in de atmosfeer terecht door verbranding van fossiele brandstoffen als hout, kolen, olie en aardgas. Dat gebeurt m.n. in de industrie, maar op kleinere schaal ook door de steeds toenemende huishoudelijke vraag naar energie.
Een deel van die kooldioxide wordt door de op aarde aanwezige bossen weer uit de lucht gehaald en omgezet in zuurstof. De tropische regenwouden worden niet voor niets ´de longen van de aarde´ genoemd. De steeds maar verder gaande ontbossingen dragen dan ook bij aan de versterking van het broeikaseffect. De snelle toename in de atmosfeer van methaan (CH4) wordt vooral veroorzaakt in de agrarische sector, m.n. in de veeteelt en de natte rijstbouw. Ook de hoeveelheid distikstofoxide (N2O), oftewel lachgas, neemt langzaam maar zeker toe. Het probleem met dit gas, dat vooral in de dampkring komt door ontbossingen, overbemesting en de verbranding van fossiele brandstoffen, ligt op de lange termijn. De natuur heeft wel zo´n 150 jaar nodig om het af te breken tot zuurstof en stikstof. Chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK´s) horen van nature niet in de atmosfeer thuis. CFK´s zijn, naast de invloed die ze op de ozonlaag op grote hoogte hebben, ook broeikasgassen. Ze zijn vooral bekend als drijfgas in spuitbussen en worden gebruikt in koelkasten, vries- en air­conditioning-installaties. De toepassing wordt gelukkig steeds minder. Ook ozon (03), tenslotte, is een broeikasgas. Ozon is tamelijk giftig. Industrie en het autoverkeer zijn de voornaamste producenten. Soms wordt het ook bij hevig onweer gevormd. Na zo´n onweersbui kun je het buiten zelfs ruiken.
Brongebied
In het algemeen in de meteorologie een gebied waar de voor een bepaalde verwachtingstermijn te beschouwen lucht zijn oorsprong heeft. Met betrekking tot het ontstaan van een luchtsoort een uitgestrekt gebied met een min of meer homogeen aardoppervlak, zoals zee, woestijn, begroeiing, sneeuwof ijsvlakte. Daarnaast moeten de waarden van de oppervlaktetemperatuur en -vochtigheid in het hele brongebied ongeveer gelijk zijn. Op die manier krijgt een hoeveelheid lucht die enige tijd in dat brongebied verblijft een tamelijk homogene samenstelling. Voorbeelden van brongebieden zijn de Atlantische Oceaan, de Sahara, de Russische steppen (zowel ´s zomers als ´s winters), en het gebied rond de noordpool. Op het zuidelijk halfrond het binnenland van Australië, de tropische regenwouden, Antarctica, enz.
BS-klimaat
Andere naam voor het steppeklimaat volgens Köppen..
Bui
Een kortdurende (van enkele seconden tot soms tientallen minuten), soms matige tot hevige neerslag. Ze valt meestal uit wolken met een uitgesproken vertikale opbouw (convectieve wolken), zoals o.m. cumulonimbus.
Neerslag die valt uit convectieve bewolking.
Een gemiddelde bui heeft een levensduur van ongeveer een half uur en maakt verschillende stadia van ontwikkeling door. Het begint met convectie, waarbij in gunstige omstandigheden (voldoende vocht en onstabiliteit) in het convectief condensatieniveau een kleine wolk van het geslacht cumulus ontstaat: een cumulus humilis.
Vervolgens ontwikkelt de wolk zich via de cumulus mediocris en de cumulus congestus tot de cumulonimbus: de buienwolk. In dat laatste stadium is de cumulonimbus voorzien van een ijskap in de vorm van een aambeeld: de incus. Ten slotte vallen de neerslagelementen in de vorm van regen, sneeuw, hagel, of een combinatie daarvan uit de wolk naar het aardoppervlak.
De intensiteit en de vorm van de neerslag hangt af van de hoeveelheid vocht in de lucht en de mate van onstabiliteit. Hoe groter de onstabiliteit, des te sterker zijn de stijgende luchtbewegingen en des te langer worden de neerslagelementen als het ware vastgehouden en kunnen zij zich ontwikkelen. Zodra ze te groot en te zwaar geworden zijn, vallen ze, met medenemen van de omringende lucht, naar beneden. De lucht die op deze wijze door de neerslagdelen wordt meegenomen, spreidt zich aan het aardoppervlak naar alle zijden uit. Dat zijn de beruchte windstoten, die soms tot grote verkeershinder kunnen leiden. Soms gaat een bui gepaard met onweer. Wanneer alle neerslag uit de buienwolk verdwenen is, blijft doorgaans alleen de ijskap over, die overgaat in cirrus.
Buiencomplex
Samenklontering van meerdere cumulus- en cumulonimbus-wolken, die dan cellen worden genoemd. Hoewel elk van deze cellen een voor een bui normale levensduur heeft van ongeveer 30 minuten, worden voortdurend cellen vervangen door nieuwe, waardoor de levensduur van zo´n complex aanzienlijk langer kan zijn. Een buiencomplex geeft vaak een zware neerslag.
Buienlijn
Een reeks Cumulonimbuswolken naast elkaar, van de grond af gezien als een muur van buien. Op de weerkaart: een lijn, die enigszins met een koufront overeenkomt. Op de satellietfoto: een langgerekte lijn van witte plekken (buien).
Buiig
Weerbeeld, waarbij buien een grote rol spelen. Er zijn droge perioden, maar van tijd tot tijd valt er een bui.
Buiige wind
Vlagerige wind, die in een situatie met buien vaak voorkomt. De buiige wind kan in sommige gevallen bij zware buien grote snelheden bereiken en zeer hinderlijk zijn voor verkeer en kleine lucht- en scheepvaart.
Buienradar
Op de tv zijn tegenwoordig steeds vaker bewegende gekleurde plaatjes te zien, die een indruk geven van plaats en intensiteit van de neerslag. Deze plaatjes worden gemaakt van radarecho´s die door regendruppels of sneeuwvlokken worden teruggekaatst. De buienradar zendt elektromagnetische straling uit. De golflengte is zo gekozen dat kleine wolkendruppetjes de straling niet terugkaatsen, maar grotere (regen)druppels en sneeuwvlokken wel. Hoe meer straling wordt teruggekaatst, dus hoe intenser de echo, des te actiever is de neerslag. Proefondervindelijk is gebleken dat de zwakste echo´s staan voor een neerslagintensiteit van rond de 0,2 mm per uur, terwijl de zwaarste echo´s garant staan voor minimaal 30 mm per uur. Door nu meerdere plaatjes als een film achter elkaar af te spelen, krijg je een indruk hoe de neerslag trekt en zich ontwikkelt.
Buienwolk

Zijaanzicht van een buienwolk die naar rechts beweegt. De rode pijlen stellen de instromende warme lucht voor aan de voorzijde. De blauwe pijlen geven de naar omlaag stromende koude lucht weer. Aan de voorkant van de bui komen deze twee luchtstromingen min of meer vlak tegen elkaar aan te liggen. Uitvergroting van de voorzijde van de bui. Hier zien we de warme lucht van rechts opgetild worden (warme lucht is lichter dan koude lucht) en over de uitstroom van koude lucht de bui in gaan. Op het grensvlak van in- en uitstroom vindt condensatie plaats en vormt zich een rolwolk. De term rol is te danken aan het feit dat de wolk iets gaat draaien precies tussen de in- en uitstroom in (zie de richting van de pijlen).
Buran
Zeer gevreesde lokale wind in Rusland en Siberië. De naam is de Russische vertaling van ´storm´. Het is een hevige, bijtende en koude, sneeuwstorm uit noordoostelijke richting, die continentaal polaire lucht (cPL) aanvoert.
Burgelijke schemering
Zie ook schemering.
We spreken van de burgelijke (of civiele) schemering vanaf het moment dat het middelpunt van de zon beneden de horizon zakt en deze duurt totdat het middelpunt van de zon 6 graden onder de horizon zit.
Buys-Ballot, Wet van
Deze wet (in 1857 benoemd) geeft de windrichting weer in functie van het luchtdrukveld en wordt als volgt geformuleerd:
Een waarnemer met zijn wind in de rug heeft op het noordelijk halfrond de lagedruk aan zijn linker- en de hogedruk en zijn rechterzijde; op het zuidelijk halfrond is dit precies omgekeerd.
In het noordelijk halfrond draait de wind rond een hogedrukgebied in wijzerzin en in tegenwijzerzin rond een lagedrukgebied. Op het zuidelijk halfrond is de bewegingszin omgekeerd.
BW-klimaat
Een andere naam voor een woestijnklimaat volgens Köppen.


Voor het laatst bijgewerkt op 1-12-2019. Opmerkingen of wil je reageren: stuur een e-mail