Het vlakke, platte bovenste gedeelte van een sterk ontwikkelde buienwolk
(cumulonimbus). Het werd zo genoemd omdat het sterke gelijkenissen vertoont
als het aambeeld van een smid.
Aanschietende zee
Men spreekt van een aanschietende zee bij een windkracht van 6 Beaufort.
Het schuim, dat zich rond de brekende golftoppen bevindt, waait steeds meer
op. De gemiddelde windsnelheid is maximaal 27 knopen of zeemijl ofwel 50
km/uur of 13,8 m/sec.
Aardas
Denkbeeldige as, waaromheen de aarde draait. De punten waar deze as door het aardoppervlak steekt, heten geografische noordpool en geografische zuidpool. De aardas maakt een hoek van 66° met het baanvlak en beschrijft in 25.000 jaar een kegelvormige beweging (precessie). De seizoenen (of jaargetijden) zijn een gevolg van de hoek die de aardas met het baanvlak maakt. De aarde beschrijft in één jaar tijd een baan rondom de zon. De aardas blijft daarbij steeds in dezelfde richting staan, zodat de aarde door het jaar heen beurtelings het noordelijk en het zuidelijk halfrond naar de zon toedraait.
Aardbaan
Baan die de aarde om de zon beschrijft. Een omloop om de zon duurt 1 jaar. De gemiddelde afstand tot de zon, de astronomische eenheid (A.E.), bedraagt 149,5985 miljoen km. De baan van de aarde rond de zon is geen cirkel, maar is ellips-vormig. De maximale, resp. minimale afstand bedraagt 152,1 en 147,1 miljoen km. De punten waarin de aarde zich dan bevindt, noemt men resp. aphelium en perihelium. Als gevolg van deze variërende afstand tot de zon verandert ook de baansnelheid iets; gemiddeld bedraagt zij 29,8 km per seconde, maximaal 30,3 km/s, minimaal 29,2 km/s. In onze winter staat de aarde dichter bij de zon dan in de zomer. Daarom kent het noordelijk halfrond niet zulke koude winters en niet zulke warme zomers als het zuidelijk halfrond. De ligging en ellipticiteit van de aardbaan zijn, gerekend over lange perioden, aan kleine veranderingen onderhevig. Dit wordt o. a. veroorzaakt door storingen van naburige planeten.
Aardkwadrant
Een kwart van de aardbol, met als snijpunten van de assen de nulmeridiaan
en de evenaar aan onze kant van de aarde en de 180°-meridiaan en de evenaar
aan de andere kant. Het aard kwadrant wordt onder meer gebruikt bij de plaatsbepaling
van een waarnemingsstation op zee.
Aardoctant
Een achtste deel van de aardbol. De verdeling gaat op het noordelijk en zuidelijk halfrond op gelijke wijze van 0° tot 90° westerlengte en zo verder rond de globe. Het aardoctant wordt vooral in de scheepvaart gebruikt bij plaatsbepalingen bij het doorgeven van gecodeerde weerrapporten.
Aardrotatie
Draaiing van de aarde om haar eigen denkbeeldige aardas. Per etmaal draait de aarde eenmaal van west naar oost om haar as. Door de rotatie ontstaat de afwisseling van dag en nacht en heeft in feite iedere meridiaan op de aarde een andere tijd. Één omwenteling duurt 23 uur, 56 min. en 4 sec.
Ablatie
1. Het natuurkundige proces (zoals sublimatie, smelten, verdamping) dat
sneeuw of ijs van een gletsjer, een sneeuwveld, ed. verwijdert. Tegenovergestelde
van alimentatie. Ook de reductie van de ijs- en sneeuwmassa door afkalven
wordt hierin begrepen. De mate waarin ablatie optreedt, wordt vooral bepaald
door de temperatuur van de lucht.
2. De hoeveelheid sneeuw of ijs die door
ablatie wordt verwijderd. In deze betekenis het tegenovergestelde van accumulatie.
Absolute luchtdruk
De actuele luchtdruk op een bepaalde tijd op een bepaalde plaats.
De massa waterdamp aanwezig per eenheid volume lucht; de absolute vochtigheid
wordt meestal uitgedrukt in gram/m³.
Absolute vorticiteit
De vorticiteit met inbegrip van het effect
van de draaiing van de aarde.
Absoluut nulpunt
De laagst mogelijke temperatuur. Bij deze temperatuur komt alle beweging
van moleculen tot stilstand.
Anders gezegd: het absolute nulpunt is de temperatuur waarbij de druk van
een ideaal gas nul is.
Het absolute nulpunt ligt op -273,15°C en is het beginpunt van de temperatuurschaal
van Kelvin.
Het proces waarbij invallende stralingsenergie wordt vastgehouden door een
materie. Deze stralingsenergie wordt dan omgevormd naar moleculaire energie.
De verhouding tussen de stralingsintensiteit die wordt geabsorbeerd en de
totale invallende straling heet de absorptieverhouding of absorptiviteit
Een voorbeeld is de zonnewarmte in het aardoppervlak, waardoor het aardoppervlak
wordt verwarmd.
In de wolkenfysica de groei van een neerslagdeeltje door botsing tussen
een bevroren deeltje (ijskristal of sneeuwvlok) en een onderkoelde waterdruppel
waardoor het neerslagdeeltje bevriest. Accres is hetzelfde als coalescentie
en een vorm van agglomeratie.
Actief front
Front waarbij heftige weersverschijnselen zijn waar te nemen: zware neerslag, soms ook onweer, en veel wind. Het tegenovergestelde is een zwak front.
ACM's (algemene circulatiemodellen)
Een computersimulatie die globale weerpatronen nabootst en gebruikt kan
worden om weersveranderingen te voorspellen
Adiabaat
Een grafische lijn in een thermodynamisch diagram volgens welke een adiabatisch proces verloopt.
Adiabatisch proces
Is een thermodynamische toestandsverandering waarbij geen transport is van
warmte of massa buiten de grenzen van dit systeem. In dit proces zal bij compressie
leiden tot opwarming en expansie tot afkoeling.
Onweer dat op een andere plaats is ontstaan en door de heersende hoogtewind
wordt aangevoerd.
Advectieve dauw
Vorm van dauw. Afzetsel van waterdruppels op voorwerpen waarvan het oppervlak voldoende koud is om rechtstreekse condensatie van waterdamp uit lucht te veroorzaken die met dit oppervlak in aanraking wordt gebracht. Bij advectieve dauw wordt de benodigde vochtige lucht van elders aangevoerd.
Een stabiele luchtlaag waarin de verandering in temperatuur, vocht en dergelijke
op een bepaald punt het gevolg zijn van advectie en niet door turbulentie
en convectie worden veroorzaakt.
Advectieve rijp
Vorm van rijp. Een ijsafzetsel, in het algemeen kristallijn van vorm, dat zich vormt op voorwerpen waarvan het oppervlak voldoende koud is om de rechtstreekse sublimatie te veroorzaken van waterdamp uit de lucht die met dit oppervlak in aanraking wordt gebracht, in dit geval door advectie.
Mist die ontstaat
door warme, vochtige lucht over een koud oppervlak te bewegen, waarbij de
lucht afkoelt tot op of beneden het dauwpunt.
Aërodrome warning
Weersverwachting voor het terrein van een luchthaven bij verwacht gevaarlijk
weer. Deze verwachtingen zijn van belang voor geparkeerde vliegtuigen, maar
ook voor het verkeer op de grond. De verwachtingen worden verspreid in klare
taal en kunnen elementen bevatten als hevige windstoten, sneeuwval, ijsafzetting
of opvriezen van natte baangedeelten.
Aërologie
Deel van de meteorologie dat zich bezig houdt met de bestudering en verklaring van de bewegingen en natuurkundige processen in de boven lucht.
Aërologisch diagram
Thermodynamisch diagram waarop de verschillende natuurkundige processen
in de atmosfeer worden voorgesteld. Met behulp van een aërologisch diagram
moeten onder meer stabiliteitsberekeningen voldoende eenvoudig kunnen
worden uitgevoerd. Daarom moet het diagram aan enkele eisen voldoen. Zo dienen
op de horizontale en verticale assen van het diagram direct meetbare grootheden
te staan. Bovendien moet het diagram bij voorkeur energetisch zijn. Dat wil
zeggen, dat een bepaald oppervlak op het diagram met een bepaalde hoeveelheid
energie overeenkomt. In onze omgeving is het meest gebruikte diagram het Θ
s,pdiagram. In enkele Engelstalige landen is het zogeheten tephigram nog
in gebruik.
Aërologische kaart
Een weerkaart waarop gegevens afkomstig van aërologische waarnemingen in een groot gebied worden geplot. Voorbeelden van aërologische kaarten zijn de diktekaart en de hoogtekaart.
Aërologische waarneming
(ook: bovenluchtwaarneming).
Een waarneming van weerselementen met behulp
van weerballonnen met radiosondes. In Nederland wordt slechts op één plaats
een radiosonde opgelaten en wel in De Bilt. Aërologische waarnemingen worden
twee tot vier maal per dag verricht en wel op de zogenoemde main hours. In
De Bilt wordt de weerballon vier maal per etmaal opgelaten. Tegenover de
aërologische waarneming staat de oppervlaktewaarneming.
Aërologisch station
Een waarnemingsstation waar naast de normale waarnemingen aan het aardoppervlak tevens aërologische waarnemingen worden verricht.
Aërosol
De algemene benaming voor de zwevende deeltjes die in lucht te vinden zijn. Aërosolen komen zowel van nature voor (bijv. als gevolg van zandstormen, bosbranden en vulkanisme) als door menselijke activiteiten (in de lucht gebracht door o.a. fabrieksschoorstenen en uitlaten van auto's). Ze zijn van grote betekenis in de atmosfeer, waar ze onder meer een belangrijke rol spelen bij de condensatie van waterdamp tot waterdruppels en de vorming van ijskristallen. Aërosolen treden dan op als condensatiekernen.
Af en toe regen (of sneeuw)
Termen die kunnen voorkomen in een weersverwachting. Het weerbeeld lijkt veel op een buiig weertype, met dit verschil dat een bui per se uit convectieve bewolking valt. Bij af en toe regen (of sneeuw) hoort een meer gelaagde bewolking. De regen (of sneeuw) valt niet onophoudelijk. Is dat wel het geval, dan wordt gesproken van perioden met regen (of sneeuw) of eenvoudig regen (of sneeuw).
Af en toe zon
Term die in een weersverwachting kan voorkomen. Deze term vertegenwoordigt een zonneschijnpercentage van 10 tot 40%. Het bijbehorende weerbeeld is bewolking, waar tussendoor af en toe de zon doorbreekt. Er zijn dus geen echte perioden dat de zon uitbundig schijnt.
Aflandige wind
Wind die over land naar zee waait in tegenstelling tot aanlandige zeewind.
Agriculturele droogte
Indien de combinatie van hoeveelheid en verdeling van de neerslag, reserve aan water in de bodem en verliezen en gevolge van verdamping leidt tot een vermindering van de plantaardige of dierlijke productie.
Dit is één van de definities die de WMO (Wereld Meteorologische Organisatie) onderscheidt. De andere twee definities zijn: meteorologische droogte en hydrologische droogte.
A-klimaat
Tropisch regenklimaat volgens de indeling van de klimatoloog Köppen. Het klimaat wordt gekenmerkt door grote warmte gedurende het gehele jaar en overvloedige regenval. De gemiddelde jaartemperatuur ligt tussen 24 en 30°C, terwijl de gemiddelde temperatuur van de koudste maand niet beneden 18°C komt. In het algemeen bedraagt de jaarsom van de neerslag meer dan 650 mm. Als de neerslag in de droogste maand ten minste 60 mm bedraagt, spreekt men van een tropisch regenwoudklimaat (type Af). Een dergelijk gebied wordt gekenmerkt door oerwoudbegroeiing. Als er een duidelijk droge periode in de winter aanwezig is, spreekt men van een savanneklimaat (type Aw). De vegetatie bestaat dan uit een grasvlakte met boomgroepen. Het klimaattype As, met een droge periode in de zomer, komt vrijwel niet voor. A-klimaten vindt men in de zone rondom de evenaar (o.a. Amazone-gebied, Zaïre, Indonesië).
Alaska-stroming
Noordelijke afsplitsing van de Aleoeten-stroming. Deze oceaanstroming
circuleert tegen de wijzers van de klok in in de Golf van Alaska. Een deel
van het water trekt vervolgens tussen de eilanden van de Aleoeten door in
de Beringzee, en duikt daaruit weer op als de Oyashio-stroming. Het overige
deel voegt zich weer bij de Aleoetenstroming. Het water dringt de Golf van
Alaska binnen langs de NoordAmerikaanse westkust. Omdat deze stroming vanuit
het zuiden komt, heeft zij het karakter van een warme stroming. Daardoor
oefent zij een invloed uit op de klimatologische omstandigheden die vergelijkbaar
is, zij het op een wat kleinere schaal, met de invloed van de Golfstroom
op de klimaten van het noordwesten van Europa.
De verhouding tussen de gereflecteerde en de invallende straling van een
object. Een perfect zwart object (m.a.w. geen reflectie) heeft een albedo
van nul. Het albedo wordt meestal uitgedrukt in procent (%). Het albedo van
de aarde is 0,39%.
Aleoeten-stroming
Zeestroming in de Grote Oceaan. De stroming beweegt zich in oostelijke richting, ruwweg tussen 40 en 50° NB. Het is een noordelijke aftakking van de Koero Sjio-stroming. Bij nadering van de Noord-Amerikaanse kust splitst de stroming zich in de noordwaarts verder stromende Alaska-stroming en de naar het zuiden stromende Californië-stroming.
Alfa-tijd
Andere naam voor de plaatselijke tijd. Deze aanduiding komt uit het internationaal spelalfabet.
Alimentatie
Natuurkundig proces, waardoor de massa van een gletsjer of een sneeuwveld toeneemt. Tegenovergestelde van ablatie. De belangrijkste factor is aanzetting van sneeuw, maar ook andere vormen van neerslag, alsmede sublimatie en het opnieuw bevriezen van smeltwater, dragen bij.
Almanak
Jaarboek waarin soms een weersvoorspelling wordt gegeven voor een heel jaar vooruit. De bekendste is de Enkhuizer Almanak, die al sinds het eind van de 16e eeuw wordt uitgegeven. In vroeger tijden waren er veel meer: zoals een tweetal Enkhuizer, een Zutphense en een Deventer Almanak. Onderzoek door het KNMI heeft aangetoond, dat aan de voorspellingen geen waarde kan worden gehecht.
Alpengloed
Naam voor de felle roodkleuring van gletsjers en sneeuwvelden. Het verschijnsel ontstaat doordat het reeds rode licht van de laagstaande zon wordt teruggekaatst door de sneeuwen hierbij nog verder wordt verstrooid en zo in intensiteit toeneemt. Dezelfde felrode gloed is overigens ook te zien als bewolking wordt verlicht door de laatste stralen van de ondergaande zon.
Een andere naam voor hoogtemeter. De werking ervan berust op het principe
van afnemende luchtdruk met hoogte. Een altimeter is in feite niks meer dan
een barometer waarvan de schaalverdeling in meter is weergegeven. Hoe hoger,
hoe lager de luchtdruk is.
Behoort tot de familie van de middelbare bewolking. Basishoogte 2000 tot 5000 meter.
Witte of grijze wolkenband of wolkenlaag, in het algemeen met schaduwing,
bestaande uit stroken, min of meer afgeplatte ballen, rollen enz., die soms
voor een deel een vezelachtig uiterlijk hebben of geen structuur vertonen
en die al of niet gescheiden zijn; de meeste regelmatig gerangschikte kleine
elementen hebben gewoonlijk een schijnbare afmeting tussen één
en vijf graden.
Middelhoge bewolking (hoogte 4-7 km) in de vorm van vlokken. Komt dikwijls
in banken of straten voor. In de bergen is dikwijls het type "lenticularis"
te zien. Voorbode van onweer is dikwijls altocumulus castellanus in de vorm
van torentjes of kantelen.
Behoort tot de familie van de middelbare bewolking. Basishoogte 2000 tot 4000 meter. De top ligt gemiddeld rond de 5,5 km.
Wolkenveld of wolkenlaag met een grauwe of blauwachtige tint en een streperig,
veelachtig of effen uiterlijk, geheel of gedeeltelijk de hemel bedekkend,
waarvan sommige gedeelten dun genoeg zijn om de zon er vaag, als een matglas,
door te kunnen zien. In Altostratus komen geen haloverschijnselen voor.
Middelhoge bewolking (hoogte 4-7 km), meestal de aankondiging van een warmtefront. Doorheen altostratusbewolking is nog
een verwaterde zon te zien. Wanneer de zon helemaal niet meer te bespeuren
valt gaat altostratus over in nimbostratus en valt er continue neerslag (in
tegenstelling tot buiige neerslag in een koufront). Kenmerken:
Kenmerkend is het vrij egale uiterlijk, soms met een streperig aanzien. De wolk is grijs tot blauwgrijs van kleur en bedekt de hemel meestal voor driekwart of meer. De vertikale dikte van de wolk kan sterk variëren, waardoor duidelijk dunne en dikkere delen in de wolkenlaag voorkomen. In de dunnere gedeelten is de zon verzwakt zichtbaar. Kenmerkend is dat de zon door de wolk heen schijnt als door een matglas. Is de wolk dikker dan verdwijnt deze karakteristieke lichtvlek van de zon.
De bovenzijde van de wolk bestaat voornamelijk uit ijskristallen en onderkoelde waterdruppeltjes.en daarom spreken we van een gemengde wolk. De onderzijde bestaat in het warmere halfjaar soms ook uit waterdruppels met een temperatuur van boven nul. Het watergehalt kan sterk uiteenlopen van 0,05 gram/m3 in de dunnere delen tot 1,5 gram/m3 wolkenlucht in de dikkere delen.
Altostratus is een typisch neerslaggevende wolk. Uit de dunnere bewolking beperkt de neerslag zich meestal tot lichte regen of lichte sneeuw, soms voorafgaand door motsneeuw of -regen. Naarmate de wolk dichter en dikker wordt, valt de neerslag in meer gestage vorm, maar blijft de intensiteit licht tot hooguit matig. Ontstaan:
De bewolking vormt zich in een stabiele atmosfeer wanneer een warme luchtlaag op grootschalige wijze tegen een koudere en zwaardere luchtlaag opglijdt. We vinden deze wolk daarom in de meeste gevallen langs een frontvlak van een warmtefront of bij een langzaam bewegend koufront.
Altostratus zien we meestal aan de hemel verschijnen zodra dunne en hoge bewolking (cirrus en cirrostatus) zich verder gaan verdikken. Vaak zien we de wolk op 100 tot 200 km voor het front uit. De waterdruppels en de sneeuwkristallen in de wolk veroorzaken de grijze of blauwgrijze kleur.
Altostratus kan ook uit een transformatie van altocumulus of cumulonimbus gevormd worden. Soms kunnen duidelijk benedenwaarts gerichtte uitstulpingen te zien zijn, 'mamma' genaamd. Zelf cumulonimbi -voor een deel verscholen in een uitgestrekte altostratus/nimbostratus laag- kunnen gelijktijdig optreden. Onder altostratus komt dikwijls ook een laag stratocumulus of altocumulus voor, zodat er niet altijd zicht op deze wolk is. Soorten: Altostratus translucidus: deze soort van altostratus is doorschijnend, vooral op de positie waar de zon staat. Kenmerkend is dat de zon als een heldere vlek met een warrige, rafelige rand door de wolk heen schijnt (als door een matglas). Dat is een teken dat de wolk meer ijskristallen dan (onderkoelde) waterdruppels bevat. Er valt geen neerslag uit of in enkele gevallen heel lichte neerslag. Altostratus opacus: Wanneer de lichtvlek van zon of maan achter de doorschijnende wolkenlaag steeds kleiner worden en uiteindelijk verdwijnt, wordt de altostratus steeds dichter. We hebben dan te maken met de dikke vorm: altostratus opacus. De wolkenbasis is verder gedaald naar ongeveer 2 to 3 km (7000 tot 10000 voet). Meestal zien we dan een vrij egale laag. Binnen enkele uren zal het tot neerslag leiden. Deze wokensoort bevat naast ijskristallen meer onderkoeld water en dat bevordert de vorming van gestage neerslag. In de winter zien we in de overgang sneeuw en regen bij temperaturen rond het vriespunt, dikwijls ook een periode met onderkoelde neerslag of ijsregen die op de grond verraderlijke gladheid kan veroorzaken.
Bij altostratus kunnen ook twee of meerdere lagen boven elkaar voorkomen, soms met een andere richting. Wanneer een zekere golfstructuur ontstaat, is er sprake van een sterke verandering van de richting en snelheid van de wind. Bij een straalstroom komt dikwils een laag voor met een streperige structuur waarbij de lijnen door perspectiefwerking boven de horizon naar elkaar toe lijken te lopen.
Altostratus is vaak een voorbode van slechter weer. Uit altostratus vormt zich bij actieve fronten meestal nimbostratus waaruit het langdurig kan regenen of sneeuwen.
AMD
Afkorting van het Engelse amendment (amendering). Toegevoegde code aan onder meer een gewijzigde TAF.
AMO index
Dit is een maat voor de zeewatertemperaturen in het deel van de Atlantische Oceaan tussen de evenaar en de Noordpool.
Een wind die ontstaat door lucht langs een helling of bergflank te laten
opstijgen. Tegenhanger van katabatische wind. Zie bij ook hellingswind.
Anafront
Het meest voorkomende type front.
Het anafront is doorgaans actief met de karakteristieke eigenschappen van
een warmtefront of koufront. Het Griekse woord 'ana' staat voor 'opwaarts'.
De warme lucht wordt in alle gevallen opgetild. Het tegenovergestelde is
het katafront.
Analogenmethode
Statistische verwachtingsmethode ten behoeve van het opstellen van weersverwachtingen. Met behulp van computers wordt het meest waarschijnlijke weerbeeld berekend aan de hand van vergelijking met een groot aantal eerdere overeenkomende weersituaties.
Toestel om de windsnelheid te meten. Meest bekend is de cup-anemometer.
Deze bestaat uit drie (soms vier) half open bolletjes die elk 120° uit
elkaar zijn opgesteld. Doordat de kracht uitgeoefend aan de holle zijde groter
is dan deze aan de bolle zijden gaat het systeem beginnen draaien. Naarmate
de windsnelheid groter wordt, neemt de snelheid ervan toe. Kenmerken voor
een goede cup-anemometer zijn een lage startwaarde voor de windsnelheid en
een goede lineariteit. Tegenwoordig worden ook steeds meer ultrasoon anemometers
gebruikt. De werking van dit laatste type berust op het feit dat de voortplantingssnelheid
van het geluid schijnbaar verandert met de windsnelheid. Met dit ultrasoonprincipe
is meteen ook de windrichting af te leiden.
Anemoscoop
(ook: windwijzer) Instrument voor het aanduiden van de windrichting. De bekendste en eenvoudigste is de windvaan (windhaan). In de meteorologie gebruikt men instrumenten waarmee de windrichting op een schaal kan worden afgelezen of continu op een voortbewegende papierstrook wordt geregistreerd.
Barometer die werkt op het principe van in serie geschakelde
aneroïde (luchtledige) doosjes of capsules (de zgn. doosjes
van Vidi). Deze doosjes zijn meestal vervaardigd uit fosfor-brons of beryllium-koper.
Bij stijgende luchtdruk wordt het doosje meer ingedrukt, bij lage
luchtdruk minder. Via een hefboomsysteem worden deze veranderingen overgebracht
naar een naald die over een schaalverdeling beweegt.
Een aneroïde barometer met analoge aflezing, waarvan het meetelement
bestaat uit een aantal gekoppelde, boven op elkaar bevestigde, luchtledige
platte dozen (doos
van Vidi) van berylliumkoper. De verandering van de luchtdruk wordt, door
middel van een hefboomstelsel vergroot, door een wijzer aangegeven. De schaal
loopt van 920 tot 1080 hectoPascal en is onderverdeeld in eenheden van 1 hectoPascal,
een eenheid die voor wat betreft de getalswaarde overeenkomt met de ouderwetse
millibar {mbar}.
Precisie aneroïde barometer met digitale aanwijzing. Het instrument bestaat
uit een pakket van dozen
van Vidi. Het verschil met de aneroïde barometer volgens Fuess is dat
de vervormingen van de dozen van Vidi in dit geval niet door middel van een
complex overbrengingsmechanisme vergroot op een schaal worden weergegeven.
Met behulp van een stift wordt direct de indrukking van de Vidi-dozen via
een stift en een hefboom overgebracht op een schaalverdeling. Deze barometer
reageert daardoor soepel en is bovendien minder gevoelig voor onnauwkeurigheden
door verlopen van het instrument.
Een relatief druk maximum. Een andere naam voor een hogedrukgebied. Is een
oppervlakte van druk dat wordt gekenmerkt door divergerende winden en een
rotatie tegengesteld aan deze van de aarde; dit is in wijzerzin op het noordelijk
halfrond en in tegenwijzerzin op het zuidelijk halfrond.
Anticyclonaal
Het stromingsproces bij hogedrukgebieden op het noordelijk halfrond: cirkelvorming
met de wijzers van de klok mee.
Anticyclonaal zadelgebied
Zadelgebied waarin de invloed van de aanliggende hogedrukgebieden het grootst
is. Het weerbeeld is erg rustig en doorgaans ook vrij zonnig.
Anticyclonale kromming
Afbuiging van de isobaren naar rechts, gezien in de richting van de wind
(op het noordelijk halfrond). Een rug van hoge luchtdruk is een voorbeeld
van een isobarenpatroon met anticyclonale kromming. De bijbehorende verticale
luchtbewegingen komen overeen met de anticyclonale luchtbeweging.
Anticyclonale luchtbeweging
Luchtstroming rondom een hogedrukgebied. Op het noordelijk halfrond stroomt
de lucht, van boven af gezien, in de richting van de klok rond het hogedrukgebied.
Op het zuidelijk halfrond precies andersom. In de onderste luchtlagen stroomt
de lucht uit het hogedrukgebied weg (divergente luchtbeweging). Deze wegstromende
lucht wordt vervangen door lucht uit hogere luchtlagen, zodat in het hogedrukgebied
een grootschalige dalende luchtbeweging aanwezig is. Deze dalende lucht wordt
in een adiabatisch proces verwarmd, waardoor
eventueel aanwezige bewolking kan oplossen.
Antipassaat
Windsysteem in de bovenlucht, dat samenhangt met de passaatwinden. Vanuit
de subtropische hogedrukgordels tussen ongeveer 25 en 30° NB en ZB stroomt
langs het aardoppervlak de lucht naar de intertropische convergentiezone.
Daar stijgt, mede onder invloed van de grotere zonnewarmte aldaar, de lucht
op. Vervolgens stroomt op grote hoogte de lucht weer in de richting van de
polen: de antipassaat. In de subtropische hogedrukgordels daalt de lucht dan
weer, zodat een circulatie ontstaat. Ten gevolge van de aardrotatie buigt
de poolwaarts gerichte hoogtestroming op het noordelijk halfrond af naar rechts,
dus oostwaarts, en in het zuiden naar links, eveneens oostwaarts. De antipassaat
is daardoor ook ongeveer tegengesteld gericht aan de overeenkomende passaatwinden.
De AO-index beschrijft de drukverdeling in het Noordpoolgebied. Is de AO-index positief, dan is de luchtdruk boven de Noordpool laag. De poolwervel, de straalstroom in de stratosfeer om het poolgebied heen, is dan sterk en de winden, die het lagedrukgebied in het poolgebied in draaien, houden de koude lucht daar goed op zijn plaats. De kans op uitbraken van de kou naar zuidelijker gelegen gebieden is daarmee een stuk kleiner. De kou blijft dan in het poolgebied, op de continenten er omheen is het juist vaak zacht. Is de AO-index negatief, dan ligt boven het Noordpoolgebied een hogedrukgebied. De poolwervel is in dat geval zwak en de winden rond het hogedrukgebied, die naar buiten toe waaien, zorgen er voor dat de kans op uitbraken van de kou naar zuidelijker gelegen gebieden juist groot is. Het relatief zachte weer zit dan in het poolgebied, de kou er vaak omheen.
Aphelium
Punt op de ellipsvormige aardbaan waar de aarde het verst van de zon staat
(152,1 miljoen km).
Apogeum
Punt op de ellipsvormige maanbaan waar de maan het verst van de aarde staat
(406.700 km).
Maritiem arctische lucht (mAl) heeft zijn oorsprong boven de Noordelijke
IJszee. Met uitzondering van de zomer, kan deze luchtsoort onze omgeving
het hele jaar bereiken. mAl volgt een lange weg over zee en stroomt onze
omgeving binnen langs de Noorse kust. De lucht is tot op grote hoogte relatief
koud en krijgt op haar weg naar het zuiden sterk de eigenschappen van koude
massa. Het binnenvallen van mAl gaat vaak, vooral in het voorjaar, gepaard
met harde tot stormachtige noordwestenwinden en een grote daling van de temperatuur.
De typische voorjaarsbuien zijn meestal kenmerkend voor de aanwezigheid
van mAl. Behalve in buien is het zicht zeer goed en de hemel diepblauw van
kleur.
Continentaal arctische lucht (cAl) komt uit het noorden van Scandinavië.
Evenals mAl, komt cAl in de zomermaanden in onze omgeving niet voor. In cAl
kan de temperatuur gedurende de lange winternachten tot zeer lage waarden
dalen. Door de lage vochtigheid komt er in deze luchtsoort in het algemeen
niet veel bewolking voor. Soms kan er echter door de voortdurende afkoeling
stratus-bewolking ontstaan. cAl is altijd koude massa. Het zicht is zeer goed.
Een soort advectieve mist.
Soort van mist die vooral voorkomt ten oosten van Labrador en Newfoundland,
dáár waar de koude lucht die tussen Groenland en Canada wordt aangevoerd over
de koude Labrador-stroming, in aanraking komt met het warme water van een
van de uitlopers van de zgn. warme Golfstroom. De arctische zeerook komt dikwijls
voor bij flinke windsnelheden en kan gevaarlijk zijn voor met name de kleine
scheepvaart.
Argo float
Hieronder verstaat men een meetinstrument (meetboei) wat in zee drijft en automatisch de temperatuur en het zoutgehalte van het zeewater meet. Over de wereldzeeen verdeeld spreken we dan over zo'n 3000-tal meetboeien. Het meetbereik van een Argo float gaat tot een diepte van 2000 meter.
De informatie is vooral van belang voor het maken van berekeningen en voorspellingen van de zeespiegelstijging. De opwarming van het zeewater onder invloed van het broeikaseffect, die leidt tot uitzetting van het water, is een van de belangrijkste oorzaken van de stijgende zeespiegel.Verder worden de metingen op zee gebruikt bij het maken van maand- en seizoensverwachtingen. De gegevens hebben inmiddels al veel kennis opgeleverd over het ontstaan en de ontwikkeling van tropische stormen, zoals de hurricanes in het Caribisch gebied.
De plannen om een waarneemnetwerk van 3000 Argo floats op zee te realiseren zijn in 1998 gelanceerd. Zo'n dertig landen uit de wereld en Europese Unie zijn nauw betrokken bij de opzet en het in stand houden van het netwerk. Het KNMI is vertegenwoordigd met elf Nederlandse Argo floats. De komende tijd zal de Nederlandse bijdrage verder worden uitgebreid.
De leeftijd van een Argo float is ongeveer vier jaar. Om het netwerk in stand te houden moeten er dus steeds weer nieuwe bijkomen. Er wordt gewerkt aan plannen om het netwerk op peil te houden zodat ook volgende generaties ervan kunnen profiteren. Dankzij de gegevens, die de eerstkomende jaren kunnen worden verzameld, krijgt de meteorologische gemeenschap de beschikking over een zeer uitgebreid klimatologisch archief. Dat kan gebruikt worden voor onderzoek en nieuwe inzichten kan opleveren over de verandering van het klimaat.
Het meetnet van Argo floats levert aanzienlijk meer en ook betrouwbaardere gegevens op dan voorheen met weerschepen mogelijk was. Bovendien is de informatie direct voor iedereen wereldwijd beschikbaar via internet. Het aantal weerschepen is de laatste jaren aanzienlijk minder geworden. Naast Argo floats leveren ook satellieten tegenwoordig gedetailleerde gegevens op van het weer op zee.
Andere naam voor droogte-klimaten, ofwel B-klimaten volgens
Köppen. Om uit
te rekenen of een klimaat tot de aride klimaten behoort, gebruikt men de
formule RR < 2*T waarbij RR de jaarlijkse neerslaghoeveelheid is in cm
en T de gemiddelde jaartemperatuur in graden Celsius.
Arifi
Lokale wind in Bar Debib aan de Algerijnse kust. De naam is afgeleid van het Berberse aref, hetgeen uitdrogen betekent. Het is een sirocco-achtige zuidenwind, die hete continentaal tropische lucht (cTL) vanuit de Sahara aanvoert. De wind wordt ook wel chom genoemd.
Astronomische schemering
Zie ook schemering.
De astronomische schemering begint als de zon op 12 graden beneden de horizon
is gezakt. Voor het gevoel is het dan al behoorlijk donker. Pas als de zon
18 graden of meer onder de horizon is gezakt is het officieel nacht.
Het gasvormige gedeelte dat een planeet omgeeft, ook dampkring genoemd.
In het geval van de aarde bevindt de atmosfeer zich vooral tegen het aardoppervlak
omwille van de gravitatie- of zwaartekracht. De atmosfeer wordt o.a. ingedeeld
in de troposfeer, stratosfeer,
mesosfeer, ionosfeer
en exosfeer. Het weer speelt zich vooral af
in de onderste 15 km van de atmosfeer, de zgn. troposfeer.
Klik hier
voor een doorsnede van de atmosfeer.
Atlantic Multidecadal Oscillation (AMO)
Hiermee wordt een schommeling bedoeld van de temperatuur van het oceaan
water. Deze variatie, met een periode van 60 to 80 jaar, is een aantal jaren
geleden goed onderkend.
De mate van variatie wordt aangegeven door de zgn. AMO-index .
Atmosferische straalbreking
Straalbreking die het zonlicht ondervindt in de atmosfeer. Het principe daarvan is gelijk aan de lichtbreking in een bak met water. Wanneer men schuin in het water kijkt, bevindt een voorwerp op de bodem zich schijnbaar op een ander plaats. Doordat de dichtheid van de lucht naar beneden toe steeds groter wordt, worden de lichtstralen, eveneens naar beneden toe, steeds sterker in neerwaartse richting gebroken.
Dit houdt in dat de lichtstralen de aarde bereiken langs een neerwaarts gebogen lijn. Licht dat ons bereikt langs een weg die dicht boven de horizon loopt, moet de langste weg afleggenen heeft daardoor de grootste straalbreking. Deze breking bedraagt onder normale omstandigheden maximaal 0,5°. Dat betekend dat als de zon op de horizon staat, zij in werkelijkheid reeds is ondergegaan
of nog moet opkomen.
Aurassos
Lokale wind in het zuiden van Frankrijk aan de zuidkant van het Centraal Massief. Het is een sterke noordnoordwestenwind met de mistralkenmerken.
Aurora borealis
De Latijnse benaming voor lichtende nachtwolken / poollicht.
Austru
Lokale wind in Roemenië. Het is een warme valwind met föhneigenschappen. De naam is afgeleid van het Latijnse auster, hetgeen zuidenwind betekent. De austru is een zuidwestenwind, die in het noordoosten van Roemenië waait vanuit de Karpaten. De austru levert doorgaans helder en droog weer op.
Is een warme wind die zijn oorsprong heeft aan de Middellandse Zee. Hij
blaast uit de ZO-sector tussen Montpellier en Perpignan. De gemiddelde windsnelheid
ervan bedraagt rond de 50 km/h, met windstoten die kunnen oplopen tot 70 à
80 km/h.
Er bestaan twee types "autan": "Autan blanc": is het meest voorkomende type. Deze is krachtig en droog
en kan gerust een week lang waaien. Hij ontstaat wanneer er zich boven Centraal-Europa
een anticycloon bevindt waarvan de zuidelijke grens zich aan de Golf van Lyon
uitstrekt. De lucht wordt door de Middellandse Zee vochtig en geeft aanleiding
tot vorming van regen en mist boven het Languedoc en de Roussillon. Ten westen
van de Cévennes en de Montagne Noir is hij droog en warm.
"Autan noir": Deze is zwakker maar duurzamer dan het andere type.
Deze ontstaat wanneer er zich boven de golf van Biskaje een laag bevindt waarvan
de noordoost-kant boven het Langueoc uitsteekt waar de hemel betrokken en
regenachtig is. Ten westen van de Cévennes wordt het weer beter en neemt de
temperatuur toe.
Een in het oog springende rode kleur die 's avonds aan de westelijke hemel
te zien is bij zonsondergang. Dit verschijnsel ontstaat doordat de violette,
blauwe en groene stralen van het zonlicht, als ze een lange weg door de atmosfeer
moeten afleggen, sterk worden verstrooid. Deze verstrooiing komt het best
tot uiting wanneer in de lucht veel stof of veel waterdamp aanwezig is.
Azimut
Term in gebruik bij de presentatie van ontvangen echo's van een weerradar.
Het is de windrichting waarin een radardoel wordt waargenomen.
Het hogedrukgebied in de buurt van de Azoren, een Portugese eilandengroep
in het midden van de Atlantische Oceaan. Het behoort tot de subtropische
gordel van hoge luchtdruk op het noordelijk halfrond. Het Azorenhoog vormt
dikwijls het centrale gebied voor mooi weer situaties in Midden-Europa,
maar het kan ook in samenwerking met het IJsland-lagedrukgebied een westcirculatie
tot stand brengen.
Voor het laatst bijgewerkt op
1-12-2019. Opmerkingen of wil je reageren: stuur een e-mail