Naaidijs ontstaat als de luchttemperatuur onder nul is, en de bodemtemperatuur boven nul. De vorstgrens bevindt zich dus tussen lucht en bodem in, in dit geval ongeveer een halve centimeter onder de grond. Zodra er waterdamp aanwezig is in de bodem (vrijwel altijd, maar natuurlijk vooral bij een wat nattere of venige bodem) zal de waterdamp omhoog bewegen door de (warme) I bodem naar de (koude) lucht. Zodra de temperatuur, onder nul komt, bevriest de waterdamp. Het ijs ontstaat dus rond de 0°C-graden grens die vaak zo'n hele of halve centimeter onder de grond ligt. Door de groei van het ijs wordt de bovenliggende centimeter grond omhooggeduwd. Omdat het ijs zelf isolerend werkt, en dus het verschil tussen vorst (boven) en warmte (bodem) in stand houdt, groeit het systeem door zolang de lucht koud genoeg is. Het ijs heeft door deze manier van ontstaan loodrecht op het oppervlak een karakteristieke, naaldvormige structuur, vandaar de term naaldijs.
Bij smelten van het ijs komt de hoeveelheid bodem die is opgetild, weer omlaag. De bodem wordt daardoor netto iets luchtiger. Als dit proces op een helling plaatsvindt, zorgt hetvoor een beweging van de grond omlaag. Het verijzen gebeurt loodrecht op de helling, het smelten gebeurt loodrecht omlaag. Dit zorgt voor een zaagtandachtige beweging omlaag. Vooral bij temperatuursverschillen tussen dag en nacht ('s nachts vorst, overdag warmer), kan dit een beweging van de bodem met verschillende meters per jaar opleveren.
Buiten deze ijsvorm zijn er nog diverse vormen. Deze vindt u hier.
Nachtvorst
Situatie, waarbij overdag de huttemperatuur boven het vriespunt blijft terwijl
deze 's nachts onder nul komt. Bij lichte nachtvorst, waarbij in de hut op
1,50 m hoogte ook 's nachts de temperatuur boven nul blijft, wordt in de weerberichten
tegenwoordig de term vorst aan de grond gebruikt. Als ook in de hut de temperatuur
onder nul komt wordt de vorstterminologie gebruikt.
Nachteffect
Een meteorologisch effect dat optreedt in de nanacht. Bij een bepaalde luchtopbouw
kan er op grotere hoogte door uitstraling boven een wolkenlaag in de nanacht
instabiliteit ontstaan. Dit veroorzaakt op zijn beurt buitjes en /of castelanusbewolking.
Nachtzicht
De grootste afstand, rondom de waarnemer, waarop een zwart voorwerp van
voldoende grootte tegen een heldere horizon te zien en te herkennen is, als
verlichting bij dat voorwerp wordt opgevoerd tot daglichtsterkte. Een voorwerp
wordt beschouwd als voldoende groot als het past in een vlak van 0,5 tot
5 booggraden.
Najaarseffect
Een vaak terugkerende meteorologische situatie ten gevolge van het verschil
in temperatuur tussen de warmere zee en het koudere land. Dit zal vooral in
de kustprovincies in de nazomer en herfst bij bepaalde weerpatronen optreden.
NAO index
De letters staan voor Noord-Atlantische Oscillatie.
Koud winterweer in ons land blijkt voor een belangrijk deel samen te hangen met deze index.
De index geeft het verschil in luchtdruk tussen de depressie bij IJsland en het hogedrukgebied bij de Azoren. Als beide luchtdrukgigantensterk zijn, is het verschil in luchtdruk op de Atlantische Oceaan relatief groot en dat betekend een hoge NAO-index. In dat geval is de straalstroom sterk en kunnen regenstoringen en diepe (storm)depressies met gemak naar ons deel van Europa toekomen. Dit gaat dan meestal gepaard met aanvoer van zachte, maritieme lucht en dus geen koud winterweer.
Het omgekeerde geldt ook: is de NAO-index laag, dan is de het luchtdrukverschil op de oceaan klein en de straalstroom minder krachtig. De slechtweergebeiden zullen dan vanaf de oceaan afbuigen en is het in Noord-Europa relatief droog, terwijl bijvoorbeeld de landen rond de Middellandse Zee nat en winderig weer krijgen.
Nat-adiabatisch
Een adiabatisch proces, waarbij de verdampings- of condensatiewarmte wel
een rol speelt.
National Hurricane Centre
Instituut in Miami, in de staat Florida in de Verenigde Staten van Amerika.
Het houdt zich bezig met onderzoek van tropische cyclonen en het maken van
verwachtingen voor cyclonen. De laatste decennia is grote vooruitgang geboekt
in de kwaliteit van de verwachtingen. Natuurlijk door ontwikkeling van steeds
betere computermodellen. Maar ook door het werk van de Hurricane Hunters.
Thermometer met nat reservoir; het kwikreservoir van de thermometer is met
een zijden kousje omgeven, dat nat wordt gehouden. De langsstromende lucht
doet het water verdampen. Dit geschiedt ten koste van de warmte van het kwikreservoir,
dat derhalve een lagere temperatuur zal aanwijzen dan de 'droge bol'. Uit
het verschil kan men de luchtvochtigheid bepalen.
Bij relatieve vochtigheid van minder dan 100%
zal deze temperatuur altijd lager zijn dan de gewone luchttemperatuur door
verdamping. Zie ook psychrometer.
Natte dag
Een 'natte dag' is een dag met binnen een etmaal 10 mm neerslag of meer.
Natte lucht
(ook: vochtige lucht) Mengsel van droge lucht en bij de heersende temperatuur
en luchtdruk maximale hoeveelheid waterdamp; zgn. verzadigde lucht, waarin
zich bovendien nog waterdruppeltjes en/of ijsdeeltjes bevinden.
Natte sneeuw
Mengsel van regen en sneeuw. Eigenlijk is de term 'smeltende sneeuw' beter
op z'n plaats omdat het eigenlijk sneeuwt maar een deel van de sneeuwvlokken,
op de weg van wolk naar aarde, smelt.
Nautische schemering
Zie ook schemering.
Zodra de zon een stand van 6 graden beneden de horizon heeft bereikt gaat
de burgerlijke schemering over in de nautische schemering. De nautische
schemering duurt voort totdat de zon een stand bereikt heeft van 12 graden
beneden de horizon. Voor het gevoel is het dan al nacht. Richting de zon kun je echter nog duidelijk de schemeringskleuren zien. De nautische schemering gaat op zijn beurt weer over in de astronomische schemering.
Nazomer
Periode in eind september of begin oktober, waarin het weerbeeld nog zomers aandoet.
N.B.
Noorderbreedte; coördinaat voor plaatsbepaling in de Zuid-noord richting
op het noordelijk halfrond.
Nebulosis
Nevelig, sluierachtig, nevelslierten.
Sluiers bestaande uit wolken, vooral van het geslacht stratus.
De stratus nebulosus kenmerkt zich door een heel lage basis (= onderkant
van de wolk), die hoger gelegen delen in het landschap of torens aan
het oog onttrekt.
Alle mogelijke vormen van waterdeeltjes, zowel vloeibaar als vast, die uit
de atmosfeer neervallen of –slaan en het aardoppervlak bereiken.
Neerslagelement
Regendruppel, sneeuwvlok of hagelsteen.
Neerslagintensiteit
Hoeveelheid neerslag per tijdseenheid. Gewoonlijk wordt deze uitgedrukt
in millimeters per uur. In de weerrapporten wordt door de waarnemer ook een
beschrijving van de intensiteit van de verschillende weersverschijnselen
gegeven door middel van een weercode. Zie ook intensiteit.
Neerslagtekort
Het KNMI brengt de droogtesituatie in ons land in kaart met het tekort aan neerslag, het zogenaamde potentieel neerslagtekort.
Neutrale occulsie
Occlusie waarbij de lucht aan de voorkant van het warmtefront even koud is als de lucht achter het koufront. Op een weerkaart wordt een neutrale occlusie doorgaans aangegeven met een onderbroken rode lijn met daarachter een eveneens onderbroken blauwe lijn of door een zwarte lijn met in de bewegingsrichting afwisselend, niet opgevulde, driehoekjes en halve cirkeltjes.
Vermindering van het zicht door minuscule waterdruppeltjes in de atmosfeer.
Men spreekt van nevel wanneer het zicht tussen de 1 en 2km bedraagt. Bij minder
dan 1 km zicht spreekt men van mist.
Nevelregenboog
(ook: bij regenboog, secundaire regenboog) Regenboog die vaak te zien is
naast een hoofdregenboog. Hij wordt veroorzaakt doordat de invallende lichtstralen,
na eenmaal bij het intreden in de regendruppel
te zijn gebroken, in de druppel tweemaal een reflectie ondergaan en hierna bij
het uittreden weer worden gebroken. De bijregenboog is dan zichtbaar buiten
de hoofdregenboog, op een afstand van ca. 9° daarvan. De intensiteit van
deze boog is beduidend kleiner dan die van de hoofd regenboog, terwijl de
kleurvolgorde tegengesteld is.
Behoort tot de familie van de middelbare bewolking.
Laagvormige regenwolk. Een grijze hemel met continue regen is meestal wat
een nimbostratuswolk ons te bieden heeft. Dit type is veelal kenmerkend voor
een warmtefront.
De naam nimbostratus is samengesteld uit de woorden nimbus (neerslag) en stratus (gelaagd). Het is een wolkenlaag die vooral in horizontale zin is uitgestrekt, vaak over vele duizenden kilometers en slechts enkele kilometers dik is. De basishoogte loopt uiteen van 1 tot 3 kilometer (3.000 tot 9.000 voet). De top ligt gemiddeld rond de 4 á 5 km (12.000 tot 15.000) voet. Uiterlijk:
Net zoals bij altostratus is het vrij egale uiterlijk van de wolk typerend. De kleur is grijs tot donkergrijs en bedekt de hemel in zijn geheel. De verticale dikte van de wolk is vrij groot waardoor de wolk veel water en ijs bevat. De zon is door deze wolk niet te zien en optische verschijnselen ontbreken ook.
De bovenzijde van de wolk bestaat voornamelijk uit ijskristallen en onderkoelde waterdruppeltjes en daarom spreken we van een gemengde wolk. De onderzijde bestaat in het warmere halfjaar soms ook uit waterdruppels met een temperatuur van boven nul. Het watergehalte loopt uiteen van 0,5 tot 2 gram per m³. Per m³ komen gemiddeld zo'n 200 tot 400 regendruppels of sneeuwvlokken voor.
Het belangrijkste kenmerk van de nimbostratus is dat deze wolk altijd neerslag brengt. De neerslag bestaat uit matige tot soms zware regen of sneeuw die urenlang kan aanhouden. In de winterperiode kan in
de overgang van sneeuw naar regen ook ijsregen of onderkoelde neerslag voorkomen, die op het aardoppervlak bij bevriezing flinke ijzel kan veroorzaken. Ontstaan:
Nimbostratus vormt zich meestal uit de verdikking van een laag altostratus wanneer in een stabiele atmosfeer een warme luchtlaag op grootschalige wijze tegen een koudere en zwaardere luchtlaag opglijdt. Deze wijze van optilling van lucht vinden we vaak langs fronten, maar soms ook tegen uitgestrekte bergketens. We zien deze wolk daarom in de meeste gevallen langs een frontvlak van een warmtefront of bij een langzaam bewegend koufront.
Behalve dat de wolkenmassa steeds dikker wordt, zakt ook de onderkant van de wolk uit waardoor de wolk ook in de lagere niveaus kan voorkomen. Nimbostratus zien we meestal heel dicht bij het front, tot circa 100 kilometer voor het front uit. De waterdruppels en de sneeuwkristallen in de wolk veroorzaken de grijze tot donkergrijze kleur.
In een laag met nimbostratus kan ook een cumulonimbus gevormd worden. We hebben dan veelal te maken met een atmosfeer die op bepaalde plekken door voldoende optilling onstabiel is geworden. Hierdoor kunnen flinke buien ontstaan. Aan de grond merken we dit doordat gestage regen of sneeuw ineens intensiveert en mogelijk gepaard gaat met hagel of korrelhagel. Soorten:
Nimbostratus kent volgens de officiële classificatie geen soorten en ondersoorten, maar wel een paar bijzondere verschijnselen. De belangrijkste twee tw. Nimbostratus praecipitatio:
De toevoeging praecipitatio slaat op de neerslag die soms op afstand van de waarnemer zichtbaar kan zijn voordat er bij de waarnemer daadwerkelijk neerslag valt. Deze vorm zien we vaker in voldoende open gebieden zoals aan de kust of boven zee. Deze naam mogen we alleen gebruiken wanneer de neerslag duidelijk zichtbaar de grond bereikt.
Nimbostratus virga: Virga geeft de sluiers van neerslag aan. Het verschil is dat de neerslag de wolk wel heeft verlaten, maar de grond (nog) niet zichtbaar bereikt. Dit kan gebeuren wanneer de neerslag van lichte intensiteit is en de doorsnede van de neerslagelementen te klein is, waardoor er veel verdamping van neerslag in de drogere luchtlaag onder de nimbostratus voorkomt.
Nimbostratus. Hieronder komt meestal een gebroken laag stratusbewolking voor, waardoor de nimbostratuswolk zelf vrijwel nooit goed te zien is.
Nimbus
Regenwolk.
Non-standard hours
(ook: tussenuren) Meteorologische waarnemingen worden overal op de wereld op hetzelfde tijdstip en op dezelfde manier verricht. De tijd wordt overal aangegeven in uren GMT. De non-standard hours zijn de uren tussen de main hours en de intermediate hours, dus 0100, 0200, 0400, 0500, 0700, enz. De waarnemingen die op de non-standard hours worden verricht, hebben het kleinste verspreidingsgebied.
Noord-Atlantische Drift
Hieronder verstaan we het transport van warm zeewater vanuit de oceaan
tot in ons gebied.
De term Warme Golfstroom die vaker hiervoor gebruikt wordt is dus eigenlijk
niet juist.
Eén van de onderscheiden luchtcirculatietypen. De noordcirculatie is een
meridionale circulatie. De lagedrukgebieden koersen vanuit Scandinavië en
het oceaangebied tussen IJsland en Noorwegen naar het zuiden. Daarbij worden
grote hoeveelheden koude lucht uit de poolstreken over grote afstanden rechtstreeks
naar lagere breedten getransporteerd.
Noordelijke wind
Wind die ongeveer uit het noorden waait, tussen noordnoordwest en noordnoordoost.
Noordelijk halfrond
Deel van de aarde dat ligt tussen de evenaar en de noordpool (90° NB).
Noorderbreedte
(NB) Breedteligging van een plaats op het noordelijk halfrond. Een plaats kan op maximaal 90° NB liggen.
Lichtverschijnsel in de poolstreken, opgewekt door van de zon afkomstige snelle elektrisch geladen deeltjes (elektronen), die de aardse dampkring binnendringen. Zie ook poollicht.
Noordföhn
Föhn, waarbij de lucht van noord naar zuid over de Alpen stroomt. De noordföhn
levert aan de lijzijde van het gebergte doorgaans wat minder hoge temperaturen
op dan de zuidföhn, vanwege de noordelijker oorsprong van de lucht. De noordföhn
ontstaat bij een hogedrukgebied boven Frankrijk, of in ieder geval ten westen
van het Alpenmassief, en een lagedrukgebied aan de oostkant.
Noordoostcirculatie
Eén van de onderscheiden luchtcirculatietypen. De noordoostcirculatie is
een meridionale circulatie. Over Scandinavië en de Britse eilanden strekt
zich een gordel van hoge luchtdruk uit. Een noordoostelijke luchtstroom voert
continentaal polaire lucht naar Nederland.
Noordpool
Naast de geografische noordpool kennen we de magnetische polen. Dit zijn
de plaatsen waar de magnetische krachten loodrecht op het aardoppervlak zijn
gericht. De magnetische noordpool (die natuurkundig gezien een zuidpool is)
heeft als coördinaten 75° NB en 101° WL.
De kompasnaald wijst naar het magnetische noorden. Doordat het magnetische en
het geografische noorden niet samenvallen, wijst de naald niet precies naar
het geografische noorden. Die afwijking heet declinatie. De magnetische polen
liggen niet vast, maar bewegen langzaam in de buurt van de geografische polen,
waardoor de bovenstaande coördinaten niet vastliggen en ook de declinatie
veranderlijk is.
Noordwestcirculatie
Eén van de onderscheiden luchtcirculatietypen. De noordwestcirculatie is een half-meridionale circulatie. Het zwaartepunt van het subtropisch maximum is in noordelijke richting opgeschoven tot ongeveer 50° NB. Overwegend noordwestenwinden voeren maritiem polaire lucht aan.
Noorse school
Meteorologische theorie, ontwikkeld door twee meteorologen: de Noor Bjerkness en de Zweed Bergeron. De theorie beschrijft de weersontwikkelingen aan de hand van verschillen in luchtsoorten. Verschillende luchtsoorten, afkomstig uit verschillende brongebieden, hebben verschillende fysische eigenschappen. De scheidingslijn tussen luchtsoorten wordt een front genoemd. Juist vanwege de verschillen in fysische eigenschappen komen met name in de directe omgeving van zon front de meest hevige en ook goed voorspelbare weersomstandigheden voor. Van deze kennis wordt met name in de synoptische meteorologie veelvuldig gebruik gemaakt.
Nor'easter
Een sneeuwstorm die ontstaat doordat vochtige warme lucht uit de Golf van
Mexico en de Atlantische oceaan in botsing komt met arctische lucht uit Canada.
Meestal gaat deze met veel sneeuw en harde wind gepaard.
Nor'wester
Lokale wind aan de oostelijke kusten van het zuidelijke eiland van Nieuw-Zeeland,
South Island. De wind waait uit het noordwesten. Het is een warme valwind
met duidelijke föhneigenschappen.
Norte
1. Lokale wind aan de westkust van Mexico. De wind waait
uit het noordoosten en heeft föhneigenschappen. Het kan echter zowel een
warme als een koude valwind zijn. In deze streek wordt de wind ook wel norther
genoemd. Verder zuidwaarts, aan de Middenamerikaanse kusten van Nicaragua
en Costa Rica, wordt deze lokale wind papagayos genoemd. 2. De Norte waait
ook aan de andere kant van Mexico, aan de Golf van Mexico, m.n. in de winter.
Maar hier hangt de wind samen met de passage van een koufront, dat continentaal
polaire lucht (cPU) aanvoert. Deze wind veroorzaakt in korte tijd grote temperatuurdalingen
en gaat wel gepaard met zware regenval of sneeuwstormen. Ook deze lokale
wind wordt wel norther genoemd.
Norther
Lokale wind. De naam wordt op meerdere plaatsen gebruikt, echter voor
verschillende soorten wind. 1. In het zuiden van Australië is het een sirocco-achtige
noordenwind, waaiende uit de zandwoestijn in het binnenland. 2. In het Amerikaanse Californië is het een warme valwind. 3. Aan de westkust van Mexico is het
een andere naam voor de norte, een valwind, die zowel warm als koud kan zijn. 4. In het oosten van Noord-Amerika, ten slotte, is het
een sterke en koude noordenwind, die continentaal polaire lucht (cPL) aanvoert
en in korte tijd zowel grote temperatuurdalingen als zware regenval of sneeuwstormen
teweeg kan brengen.
NOSIG
Meteorologische code in een TREND, die aangeeft dat er in het heersende weerbeeld geen significante veranderingen worden verwacht.
NPM
Dit staat voor North Pacific Mode. .
N.S.S.L.
National Severe Storm Laboratory in Norman Oklahoma (VS).
Nulgradenniveau
(ook: vorstgrens) Hoogte in de atmosfeer of in een bergachtig gebied waarop
op een bepaald moment de temperatuur precies 0°C is. Boven dit niveau vriest
het dus.
Dit niveau ligt meestal zo'n 300 meter
boven de grens waar sneeuw overgaat in regen. Sneeuw kan immers al vallen bij temperaturen van enkele graden boven nul.
Nulmeridiaan
(ook: Greenwich-meridiaan of meridiaan van Greenwich) meridiaan die loopt over de plaats Greenwich bij Londen. Het is echter niet deze meridiaan die de aarde verdeelt in een oostelijk en een westelijk halfrond. De grens tussen deze halfronden ligt op 20° WL (en dus ook op 160° OL). Men heeft voor deze grens gekozen om zo Ierland en Groot-Brittannië bij Europa op het oostelijk halfrond aan te laten sluiten.
Nuttige neerslag
Gedeelte van de neerslag dat werkelijk ten goede kan komen aan gewassen. Belangrijke factoren die de nuttige neerslag beïnvloeden, zijn de verdamping: bij hoge temperaturen neemt de nuttige neerslag door verdamping af; de spreiding van de neerslag: als de spreiding rond de gemiddelde neerslag niet groot is, is het nuttig effect van de neerslag verhoudingsgewijs groter dan in een situatie waarin sprake is van zeer droge en zeer natte periodes; de neerslagwijze: als de neerslag in een grote stortbui valt, is het nuttig effect ervan beperkter dan wanneer hij gelijkmatig valt.
Voor het laatst bijgewerkt op
27-12-2020. Opmerkingen of wil je reageren: stuur een e-mail